3M - tekstverbanden en signaalwoorden

Leesvaardigheid - Verwijswoorden en Signaalwoorden
In deze Lesson-Up les leer je wat verwijswoorden en signaalwoorden zijn. Wat het verschil er tussen is, welke functie ze hebben en hoe je ze kunt herkennen in een tekst. 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid - Verwijswoorden en Signaalwoorden
In deze Lesson-Up les leer je wat verwijswoorden en signaalwoorden zijn. Wat het verschil er tussen is, welke functie ze hebben en hoe je ze kunt herkennen in een tekst. 

Slide 1 - Diapositive

Leesvaardigheid - Verwijswoorden en Signaalwoorden
Maak deze Lesson-Up les op je laptop. Dan zijn de dia's, uitleg en opdrachten beter leesbaar en beter te maken. 

Slide 2 - Diapositive

Hoe werkt Lesson-Up? Wat kun je verwachten?
Je krijgt uitleg over verwijs- en signaalwoorden. Je bekijkt filmpjes en krijgt daarna vragen. Je leest korte tekstjes en aansluitend krijg je vragen; telkens om te testen of je de uitgelegde theorie begrepen hebt. Ik kan precies zien hoelang je een tekst of een filmpje bekeken hebt en of je vragen correct beantwoord hebt. Maak de opdrachten dus serieus.

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn volgens jou 'verwijswoorden'? Geef hier kort een omschrijving van dit begrip.

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Vidéo

Lees onderstaande tekst
Scrabble geeft me het visitekaartje met een snelle beweging terug. 'Dat kun je maar beter wegstoppen'. Hij zegt het luchtig, maar zijn ogen staan dwingend. 'En vertel me wat er gebeurd is. Van begin tot eind. In detail.' Het klinkt niet gebiedend, het is eerder een vriendelijke uitnodiging, alsof hij me een dienst verleent.

Slide 6 - Diapositive

Scrabble geeft me het visitekaartje met een snelle beweging terug. 'Dat kun je maar beter wegstoppen'. Hij zegt het luchtig, maar zijn ogen staan dwingend. 'En vertel me wat er gebeurd is. Van begin tot eind. In detail.' Het klinkt niet gebiedend, het is eerder een vriendelijke uitnodiging, alsof hij me een dienst verleent.
Geef in onderstaande tekst de verwijswoorden aan door er een cirkeltje op te plaatsten. 

Slide 7 - Question de remorquage

Wat zijn verwijswoorden?
A
Verwijswoorden verwijzen naar terug naar een woord, woordgroep of zin.
B
verwijzen vooruit naar een woord, woordgroep of zin.
C
wijzen op een verband tussen woorden of zinnen.
D
verwijzen zowel vooruit als achteruit naar een woord, woordgroep of zin.

Slide 8 - Quiz

Lees de rijtjes woorden. In welk antwoord staan alleen verwijswoorden?
A
ze - hij - daar
B
jullie - dat - daarom
C
het - dit - ook
D
daarmee - het - dus

Slide 9 - Quiz

Signaalwoorden

Slide 10 - Diapositive

Wat zijn volgens jou 'signaalwoorden'? Geef hier korte een omschrijving van dit begrip.

Slide 11 - Question ouverte

Een signaalwoord is ... 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Geef nu zo goed mogelijk de definitie (omschrijving) van een 'signaalwoord'. + Noem 1 signaalwoord uit het filmpje en welk signaal die afgeeft (verband)

Slide 14 - Question ouverte

3

Slide 15 - Vidéo

00:21
Wat is de functie van een signaalwoord?
A
Ze verwijzen naar iets in een zin.
B
Als lezer snap je de tekst beter.
C
Ze geven een verband aan tussen zinnen.
D
Ze maken een tekst makkelijker.

Slide 16 - Quiz

01:03
Geef 1 signaalwoord voor een redengevend tekstverband

Slide 17 - Question ouverte

02:19
Welke 2 tekstverbanden worden er opgenoemd in het filmpje, naast het redengevend tekstverband?

Slide 18 - Question ouverte

Bekijk de volgende dia's goed

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Welke tekstverbanden heb je zojuist in de vorige twee dia's voorbij zien komen?
A
conclusie, doel-middel, oorzaak-gevolg en opsomming
B
conclusie, doel-middel en opsomming
C
conclusie, doel-middel en oorzaak-gevolg
D
conclusie, oorzaak-gevolg, opsomming

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Bij tekstverbanden horen bepaalde signaalwoorden. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'echter'?
A
reden of verklaring
B
samenvatting
C
tegenstelling

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Welk tekstverband stond in de 4 groene dia's hiervoor 'alleen' op een dia?
A
tegenstellend tekstverband
B
voorwaardelijk tekstverband
C
tijdaangevend tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 28 - Quiz

Signaalwoorden in een tekst
Hierna krijg je een dia met een tekstfragement. Lees het fragement aan de linkerkant van de dia; de eerste 7 zinnen. Beantwoord daarna de vragen. De tekst staat ook in de Blinkotheek. 

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Welk signaalwoord heb je het vaakst gelezen in de eerste 7e zinnen van het tekstfragment over pubers?
A
ook
B
en
C
maar
D
'ook' en 'en' even vaak

Slide 31 - Quiz

Welke 2 signaalwoorden ben je in de eerste 7 zinnen van het tekstfragment over pubers tegengekomen? + Zet het juiste tekstverband erachter.

Slide 32 - Question ouverte

Een signaalwoord van een toelichtend tekstverband is …
A
die
B
omdat
C
zoals
D
maar

Slide 33 - Quiz

In jullie boek in hf. 3 Lezen staan 3 tekstverbanden genoemd welke zijn dat?

Slide 34 - Question ouverte

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband opsommend?
A
daarom
B
immers
C
om …. te
D
verder

Slide 35 - Quiz

Noem een signaalwoord bij een tegenstellend tekstverband

Slide 36 - Carte mentale

Wat is hier geen signaalwoord van het tekstverband 'voorbeeld'?
A
toch
B
zo
C
neem nou
D
onder andere

Slide 37 - Quiz

Wat is hier geen signaalwoord van
het tekstverband 'opsomming'?
A
ook (nog)
B
tevens
C
bovendien
D
ter illustratie

Slide 38 - Quiz

Wat is de functie van een signaalwoord?
A
Ze verwijzen naar een persoon, dier of ding in de tekst.
B
Ze geven structuur/verbanden aan in de tekst, zodat je die beter gaat begrijpen.
C
Ze geven het belangrijkste aan wat er in die alinea wat gezegd.
D
Ze geven het belangrijkste aan wat er in die tekst over het onderwerp wordt gezegd.

Slide 39 - Quiz