Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
Éléments de cette leçon
p. 379
Slide 1 - Diapositive
Bekijk het fragment.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
KEN JE DEZE SERIE?
JA
NEE
Slide 4 - Sondage
"Endless Summer"
Slide 5 - Diapositive
Welke soaps kennen jullie?
Slide 6 - Carte mentale
DE OORSPRONG
van soaps ...
Slide 7 - Diapositive
De eerste soap is ontstaan in 1933.
A
Juist
B
Fout
Slide 8 - Quiz
De naam 'soapserie' is afgeleid van het Amerikaanse 'soap opera'.
A
Juist
B
Fout
Slide 9 - Quiz
De doelgroep bestaat meestal vooral uit huisvrouwen.
A
Juist
B
Fout
Slide 10 - Quiz
'Friends' is een soap.
JA
NEE
Slide 11 - Sondage
De bedenker van de soap was de Amerikaanse zeepfabrikant Procter & Gamble.
A
JUIST
B
FOUT
Slide 12 - Quiz
Game of Thrones is een soap.
A
JUIST
B
FOUT
Slide 13 - Quiz
Een soapserie (kortweg: soap) is een televisieserie die oorspronkelijk meestal na de middag werd uitgezonden en waarin van dag tot dag de belevenissen van personen in een fictieve wereld worden gevolgd.
De doelgroep bestaat meestal vooral uit huisvrouwen.
Vooral de emotionele interacties en de relaties tussen de hoofdpersonen staan in het middelpunt van de aandacht.
Een aantal verhaallijnen lopen door elkaar en er is zelden een duidelijk eind aan de verwikkelingen.
De eerste soap is ontstaan in 1933.
Slide 14 - Diapositive
De Amerikaanse zeepfabrikant Procter & Gamble kocht dagelijks vijftien minuten zendtijd op een radiostation. Twaalf daarvan werden gebruikt om een hoorspelserie uit te zenden en de andere drie minuten werden gebruikt als reclame voor het zeepmerk Oxydol.
De naam 'soapserie' is afgeleid van het Amerikaanse 'soap opera'. Deze uitzendingen werden in de jaren 30 voor het eerst op de radio, en vanaf de jaren 40 ook op televisie uitgezonden en werden daar gesponsord door wasmiddelfabrikanten die het luisteren of kijken geregeld voor hun reclames onderbraken.
Inmiddels is het soapfenomeen zodanig gegroeid dat er televisiezenders zijn die niets anders uitzenden.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Wat maakt een soap een soap? (Wat is typisch voor een soap?)
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Ja, de personages zijn stereotiepe karakters: 'de bomma', 'een bedrijfsleider'. Het vraagt niet veel inzet om je in te leven in het verhaal.
Personages met herkenbare relatieproblemen en privetoestanden spreken een groot deel van de bevolking aan.
Slide 19 - Diapositive
OPDRACHT 3
Bekijk de seizoensfinale van Thuis en let ook op de filmtaal (cf. vraag 14). Ga naar Google Classroom, daar vind je de link naar de clip.
Beantwoord daarna de vragen.
Hoe noemt men dit soort einde?
Waarom?
Slide 20 - Diapositive
Hoe noemt men dit soort einde?
Slide 21 - Question ouverte
Waarom?
Slide 22 - Question ouverte
Verbetering bordboek.
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
- wb p. 380-381
Verbetering bordboek.
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
https:
Slide 27 - Lien
OPDRACHT 7 - wb p. 383
Bekijk de clip in Google Classroom.
Beantwoord de vragen in je werkboek bij opdracht 7.
Slide 28 - Diapositive
Wat maakt soaps zo aantrekkelijk? Geef drie redenen.
Slide 29 - Question ouverte
Wat is emotioneel realisme?
Slide 30 - Question ouverte
Wat maakt soaps zo verslavend?
Slide 31 - Question ouverte
Wat is een belangrijk verschil tussen een soap en een gewone serie?
A
Er zijn verschillende verhaallijnen.
B
Er wordt toegespitst op de emotie.
C
Er zitten cliffhangers in.
D
Er zijn maatschappelijke thema's.
Slide 32 - Quiz
Kenmerken soap
emotioneel realisme
+
- eindeloos
- spiegel van de maatschappij
Slide 33 - Diapositive
VRAAG 33
DEEL II
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
De tekstsoort bepaalt het hoofddoel. De meeste teksten hebben verschillende doelen: hoofddoel en een nevendoel.
Slide 37 - Diapositive
Welk teksttype is het volgens jou? Hoe weet je dat?
Slide 38 - Question ouverte
Wat zijn de kenmerken volgens jou?
Slide 39 - Carte mentale
DE COLUMN
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Diapositive
1. Hoeveel alinea’s telt de tekst?
2. Wat is het tekstdoel?
3. Is er nog een bijkomend tekstdoel? Verklaar je antwoord.
4. Waarover schrijft de auteur?
8 (met inleiding)
Amuseren. Het is grappig om te lezen. Je leest dit niet om relevante informatie te krijgen. De lezer moet emoties voelen (positief of negatief).
Overtuigen of activeren: ze wil de lezer aan het (kritisch) denken zetten.
Over haar dagelijkse leven, waar ze te veel zelf moet doen (vindt zij persoonlijk) en ze verspilt te veel energie aan omstandigheden die ze niet kan controleren.
Slide 42 - Diapositive
5. Is dit onderwerp een moeilijk, lastig thema?
6. Is dit een actueel thema? Leg uit.
7. Is de auteur subjectief of objectief? Toon aan met voorbeelden uit de tekst.
8. Wat valt er op aan de stijl en taal van het artikel?
Neen, het lijkt niet zo belangrijk en niet zo relevant.
Ja, het gaat om zelfzorg, burn-outs, hoge werkdruk … zijn trendy topics in de maatschappij van vandaag.
Subjectief => onnozele dingen – verwijzing naar Céline Dion, Wim Helsen en haar mening over die personen.
Het is grappig geschreven, luchtig en ook wel sarcastisch. Er zit zeker humor in. De taal staat centraal, maar is toegankelijk en is heel persoonlijk geformuleerd alsof ze in gesprek is met de lezer.
Slide 43 - Diapositive
Wat is nu een column?
Bekijk het fragmentje.
Noteer de belangrijkste informatie op een blad.
Slide 44 - Diapositive
Slide 45 - Vidéo
Waarom is het moeilijk om 'de column' te definiëren?
Slide 46 - Question ouverte
Aan welke kenmerken moet een column zeker voldoen?
Slide 47 - Question ouverte
Een column moet altijd een mening bevatten.
Ja
Nee
Slide 48 - Sondage
Wat is het hoofddoel van een column?
A
informeren
B
aanzetten tot nadenken
C
amuseren
D
ontroeren
Slide 49 - Quiz
Wat zijn belangrijke verschillen tussen een columnist en een journalist?