Eten en Drinken

Eten en drinken
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Eten en drinken

Slide 1 - Diapositive

Eten en drinken

Slide 2 - Carte mentale

de aardbei
de kersen
de banaan
de sinaasapppel

Slide 3 - Question de remorquage

de meloen
de appel
de pruim
de peer

Slide 4 - Question de remorquage

de komkommer
de appel
de peer
de sinaasappel
de banaan

Slide 5 - Question de remorquage

de groente
de druiven
de wortel
de banaan
de prei
de ui
de komkommer
het fruit
de peer
de appel

Slide 6 - Question de remorquage

de supermarkt
de fles
het mandje
het fruit
de groente
de winkelwagen

Slide 7 - Question de remorquage

Groente
Fruit

Slide 8 - Question de remorquage

het geld
de munt
de portemonnee
de prijs
de bankkaart
de bankautomaat
het winkelmandje
de winkelwagen
de kassa
de boodschappen

Slide 9 - Question de remorquage

Werkwoord eten
eet
eten
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 10 - Question de remorquage


A
het fruit
B
het frout
C
het vruit
D
de appel

Slide 11 - Quiz


A
de cofee
B
de thee
C
de koffie
D
de drinken

Slide 12 - Quiz


A
de augurk
B
de komenkomer
C
de komkommer
D
de kwamkwammer

Slide 13 - Quiz


A
de kees
B
de kaas
C
de caas
D
de gaten

Slide 14 - Quiz


A
de wortel
B
de ananas
C
de woortul
D
de sla

Slide 15 - Quiz

Wat is dit?
A
de drijven
B
de druifen
C
het druiven
D
de druiven

Slide 16 - Quiz

Wat is dit?
A
de kooffie
B
de koffie
C
het koffie
D
de kovvie

Slide 17 - Quiz

Wat is dit?
A
het suikers
B
de suiker
C
de zuiker
D
de zouker

Slide 18 - Quiz

Wat is dit?
A
de prei
B
het prei
C
het prij
D
de prij

Slide 19 - Quiz

gaat
Hij
naar de winkel
elke zaterdag

Slide 20 - Question de remorquage

manier
koffie
iemand
minder
hinkel
winkel

Slide 21 - Question de remorquage

Luister naar het fragment.
Hoe gaat Jan naar de winkel?

Slide 22 - Question de remorquage

Luister naar het fragment.
Wat koopt Jan in de winkel?

Slide 23 - Question de remorquage

Luister naar het fragment.
Het is negen uur. De winkel is open.
Ja
Nee
Weet ik niet

Slide 24 - Question de remorquage

Ik ga televisie kijken.
Ik ga slapen.
Ik ga boodschappen doen.
Ik ga sporten.

Slide 25 - Question de remorquage

Werkwoord hebben
hebben
Zij (enkelvoud) ....  blonde haren.
Jullie ... een prachtig huis.
Ik .... vandaag niet veel tijd.
Wat   ... jij in je tas?
Jij ...... gisteren al boodschappen gedaan.
heb
hebt
heeft

Slide 26 - Question de remorquage

de winkel
niet
wil
naar 
Hij
.

Slide 27 - Question de remorquage

Hier zijn heel veel winkels.
Hier kan je betalen.
Niet duur.
Een winkel die buiten is.
Als je heel veel geld hebt.
Als je minder moet betalen.
rijk
de kassa
goedkoop
het winkelcentrum
de markt
de korting

Slide 28 - Question de remorquage

Ik vond deze les...
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage