G6BE - Les 2024-12-02

Bedrijfseconomie G6
2024-12-02/2024-12-02
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bedrijfseconomie G6
2024-12-02/2024-12-02

Slide 1 - Diapositive

            Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (er staat wat op het (digi)bord geprojecteerd/geschreven).  
Te laat? Haal een groene kaart,  niet mopperen, hoort bij onze maatschappij.

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. Vaker dit niet voor elkaar 
(volgens mijn grillen ;-)) -> uit de les, verwijderd/boeken vergeten melding.
Device is keiharde noodzaak! Verder hou ik van technologie en ben ik een beetje hypocriet. Want hoewel ik mijn mobiel soms zal gebruiken wil ik die van jullie niet zien. Behalve als ik er expliciet naar vraag. Kan je er niet vanaf blijven? Dan mag het in de telefoontas. Ik wil ook niet waarschuwen, mobiel zien = inleveren en oranje kaart halen, zonder mopperen. Dat kan best oncomfortabel voor je zijn, dus hou dit zelf in de gaten. Thuis of in de kluis.

Geen eten/drinken (alleen flesje water is ok, geen kauwgum, blikjes cola, zakken chips, broodjes gezond...etc 
eten/drinken doe je in de pauze.).

Elke regel, in het kader van Wim's wil is wet in het klaslokaal, die je met goede reden wil breken, bespreek je VOORAF.
Verder ben ik best redelijk.... vind ik zelf ;-)  

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Na vandaag, 
weet je (weer) over:


- Investeringsselectie H1/H2



Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Investeringsselectie H1/H2
  • Cadeautje voor mij en voor jou? 



Slide 3 - Diapositive

Vandaag is het
A
Maandag
B
Dinsdag

Slide 4 - Quiz

Voor u gelezen
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Welke informatie zou jij nodig hebben om te beoordelen of dit een verstandige investering is?

Slide 6 - Carte mentale

H1 Investeringsselectie
Ondernemingen investeren in materiële en immateriële activa met als doel het behalen van winst.

Voorafgaand aan de investering zal een onderneming eerst een inschatting willen maken in hoeverre de investering "de moeite waard" is: investeringsselectie.

Belangrijke begrippen met betrekking tot investeringsselectie:
- Cashflow (les 1)
- Terugverdienperiode (les 1)
- Netto contante waarde (les 2)

Slide 7 - Diapositive

Cashflow
Het verschil tussen de geldstroom die de onderneming door de investering ontvangt en de geldstroom die zij uitgeeft.

Cashflow start jaar 1 = negatief t.w.v. de investering

Cashflow volgende jaren = positief als met de producten die met de investering worden geproduceerd meer geld binnenstroomt dan wegvloeit

Slide 8 - Diapositive

H1 Investeringsselectie
verder 
Ga in LearnBeat aan de slag met H1
timer
15:00

Slide 9 - Diapositive


Hoe hoger de rente, hoe ... de Contante Waarde
A
lager
B
hoger

Slide 10 - Quiz

Over 2 jaar staat er € 16.000 op je rekening, de samengestelde rente is
5 % pj. Wat is nu de contante waarde?
A
€ 16.000 x 1,05^2
B
€ 16.000 x 1.05^-2
C
€ 16.000 : 1.05^2
D
€ 16.000 : 1.05

Slide 11 - Quiz

Netto Contante Waarde
Is een investeringsproject acceptabel?
 
De contante waarde van de cashflows 
De contante waarde van de investeringen -
positief? dan gaat het project door 

Wanneer het negatief is zullen we het niet doorzetten. 

Slide 12 - Diapositive

Netto Contante Waarde
Omzet                                                                            €1.600.000
Afschrijvingskosten  €45.000
Loonkosten                   €1.000.000
Overige kosten            €330.000
                                                                                           €1.375.000  -
                                                                                          €    25.000
Vennootschapsbelasting
20% x €225.000                                                         €       5.000
                                                                                           €     20.000  (Winst na belasting)

Slide 13 - Diapositive

Netto Contante Waarde
Investering € 265.000,-
Jaarlijkse cashflow aan het einde van het jaar gedurende 5 jaar € 65.000,-
Restwaarde na 5 jaar € 15.000,-
Minimaal geëist rendement 9%

Gaan we investeren?


Slide 14 - Diapositive

Investering € 265.000,-; Jaarlijkse cashflow aan het einde van het jaar gedurende 5 jaar € 65.000,-
Restwaarde na 5 jaar € 15.000,-
Minimaal geëist rendement 9%
A
Ja, 340.000 > 265.000
B
Ja, 325.000 > 250.000
C
Ja, 252.828 > 250.000
D
Nee, 262.577 < 265.000

Slide 15 - Quiz

Netto Contante Waarde
cashflow jaar 1: €65.000/1,09^1
jaar 2: €65.000/1,09^2 = 
jaar 3: €65.000/1,09^3 = 
jaar 4: €65.000/1,09^4 = 
jaar 5: €80.000/1,09^5 = 
NCW €262.576,97 - €265.000 = -€2.423,03 is negatief, dus ze gaan niet investeren 

Slide 16 - Diapositive

Netto Contante Waarde
Bij hetzelfde investeringsbedrag kiezen voor het project met de hoogste contante waarde

Met een verschillend investeringsbedrag kiezen op basis van de netto contante waarde per geïnvesteerde euro

Slide 17 - Diapositive

Maken 
Hoofdstuk 1 in Learnbeat

verder bespreken opgaven


timer
20:00

Slide 18 - Diapositive

2024-12-03 maken 
Hoofdstuk 1 in Learnbeat

Opgave C4 (en rest C)

Klaar? Verder met D 'gevoeligheidsanalyse
D1 lezen / D2 maken



timer
7:30

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Waarom is de cashflow in de start van jaar 1 negatief ten hoogte van de investering?

Slide 21 - Question ouverte

Cashflow
Aan het begin van het investeringsproject is de cashflow negatief en gelijk aan de uitgave die veroorzaakt wordt door de investering. 

Tijdens de levensduur van het project:
Cashflow = winst na belasting + afschrijvingskosten 

Aan het eind van het project:
Cashflow = winst na belasting + afschrijvingskosten + restwaarde 


Slide 22 - Diapositive

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs: €20
Wat is de kostprijs per product?

Slide 23 - Question ouverte

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs €20
Hoeveel Liquide middelen worden er ontvangen?

Slide 24 - Question ouverte

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs: €20
Hoeveel Liquide middelen worden er besteed?

Slide 25 - Question ouverte

Waarom leiden de afschrijvingskosten niet tot een afname van de liquide middelen?

Slide 26 - Question ouverte

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs €20
Wat is de cashflow voor deze onderneming? (belasting buiten beschouwing gelaten)

Slide 27 - Question ouverte

Terugverdientijd
De terugverdientijd is de periode waarin de investering zichzelf terugverdient met behulp van de (jaarlijkse)cashflows. 
Investering € 400.000,-
Cashflow jaar 1 € 100.000,-
Cashflow jaar 2 € 150.000,-
Cashflow jaar 3 € 250.000,-
Cashflow jaar 4 € 350.000,-


Slide 28 - Diapositive

Investering € 400.000,-; Cashflow jaar 1 € 100.000,-; Cashflow jaar 2 € 150.000,-; Cashflow jaar 3 € 250.000,-; Cashflow jaar 4 € 350.000,-
Terugverdientijd?
A
2 jaar
B
2 jaar en 7 maanden
C
2 jaar en 8 maanden
D
3 jaar

Slide 29 - Quiz

Terugverdientijd
 Terugverdientijd van investering  (€400.000)
Na twee jaar is er €250.000 terugverdiend. Hij moet dus nog €150.000 in het derde jaar terug verdienen. 

De cashflow in het derde jaar is €250.000 dus hij  moet nog €150.000/€250.000x 12 maanden= 7,2 maanden; afgerond 8 maanden. 

De terugverdientijd is dus 24 maanden (2 jaar) + 8 maanden = 32 maanden. 

Slide 30 - Diapositive

Terugverdientijd
Voordelen:
- Eenvoudige berekening
Nadelen:
- Houdt geen rekening met interest
- Houdt geen rekening met verdeling cashflows over de perioden
- Houdt geen rekening met cashflows na de terugverdientijd

Slide 31 - Diapositive

Voor 31 december moet je mij € 100,- betalen. Als je 1 januari betaalt, krijg je € 2,- korting. De marktrente is 3%.
A
Ik betaal € 98,- op 1 januari
B
Ik betaal € 100,- op 31 december

Slide 32 - Quiz

€ 100,- vòòr 31 december. Rente is 2%. Met welk aanbod van betalen op 1 januari ga je nog net akkoord?
A
€ 97,95
B
€ 98,00
C
€ 98,05
D
€ 98,10

Slide 33 - Quiz

2024-12-02 hier verder

NCW

Slide 34 - Diapositive

Netto Contante Waarde
Is een investeringsproject acceptabel?
 
De contante waarde van de cashflows 
De contante waarde van de investeringen -
positief? dan gaat het project door 

Wanneer het negatief is zullen we het niet doorzetten. 

Slide 35 - Diapositive

Netto Contante Waarde
Omzet                                                                            €1.600.000
Afschrijvingskosten  €45.000
Loonkosten                   €1.000.000
Overige kosten            €330.000
                                                                                           €1.375.000  -
                                                                                          €    25.000
Vennootschapsbelasting
20% x €225.000                                                         €       5.000
                                                                                           €     20.000  (Winst na belasting)

Slide 36 - Diapositive

Netto Contante Waarde
Investering € 265.000,-
Jaarlijkse cashflow aan het einde van het jaar gedurende 5 jaar € 65.000,-
Restwaarde na 5 jaar € 15.000,-
Minimaal geëist rendement 9%

Gaan we investeren?


Slide 37 - Diapositive

Netto Contante Waarde
CW Positieve kasstromen = CW Jaarlijkse Cashflow + CW restwaarde
NCW = Netto Contante Waarde = CW jaarlijkse cashflows + CW restwaarde - investering

Je gaat enkel investeren, wanneer NCW > 0

Slide 38 - Diapositive

Investering € 265.000,-; Jaarlijkse cashflow aan het einde van het jaar gedurende 5 jaar € 65.000,-
Restwaarde na 5 jaar € 15.000,-
Minimaal geëist rendement 9%
A
Ja, 340.000 > 265.000
B
Ja, 325.000 > 250.000
C
Ja, 252.828 > 250.000
D
Nee, 262.577 < 265.000

Slide 39 - Quiz

Netto Contante Waarde
cashflow jaar 1: €65.000/1,09^1 of €65.000x 1,09^-1
jaar 2: €65.000x1,09^-2 = 
jaar 3: €65.000x1,09^-3 = 
jaar 4: €65.000x1,09^-4 = 
jaar 5: €80.000x1,09^-5 = 
NCW €262.576,97 - €265.000 = -€2.423,03 is negatief dus ze gaan niet investeren 

Slide 40 - Diapositive

Netto Contante Waarde
Bij hetzelfde investeringsbedrag kiezen voor het project met de hoogste contante waarde

Met een verschillend investeringsbedrag kiezen op basis van de netto contante waarde per geïnvesteerde euro

Slide 41 - Diapositive