MOA Oefenen Trends en Imago Styling

Mode adviseur 
Trends en Imago Styling 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
ModeadviseurMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Mode adviseur 
Trends en Imago Styling 

Slide 1 - Diapositive

Een RAGE is een?
A
modeverschijnsel dat heel lang duurt
B
modeverschijnsel dat voor korte tijd in is en dan volledig verdwijnt
C
modeverschijnsel dat voor lange tijd in is
D
modeverschijnsel dat steeds weer terug komt

Slide 2 - Quiz

Acceptatiesnelheid is..
A
de snelheid waarmee een trend weg is
B
de hoeveelheid mensen die de trend volgen
C
de snelheid waarmee iemand trends volgt
D
een groep die een bepaalde trend volgt

Slide 3 - Quiz

Langzame volgers kopen vooral kleding die algemeen of populair is geworden
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz

De fasen in de levenscyclus van een product heten:

introductie, groei, volwassenheid, verzadiging en teruggang
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quiz

Vrouwen droegen tot ongeveer 1950 alleen rokken en jurken..
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 6 - Quiz

De kledingontwerpen kun je onderscheiden in:
haute couture , pret-a-porter en........

Slide 7 - Question ouverte

Confectiekleding is in grote hoeveelheden geproduceerde kleding, volgens vaste maten en verhoudingen
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quiz

Trendwatchers voorspellen trends. Dat is hun beroep. Zo'n voorspelling heet een...
A
trendvoorspelling
B
analysetrend
C
trendwatching
D
trendprognose

Slide 9 - Quiz

1920-1930 De vrouwenmode wordt jongensachtig en voor het eerst komt er een broek voor vrouwen
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quiz

1950-1960 kenmerk van deze periode:
A
degelijke vrouwenmode
B
film en televisie krijgen steeds meer invloed op de mode
C
invloed van jongeren
D
punk

Slide 11 - Quiz

1970-1980 kenmerk van deze periode
A
vele vormen van werkkleding worden gebruikt als dagelijkse kleding
B
Japanse invloeden
C
Televisie en film invloeden
D
vrouwen dragen rokken

Slide 12 - Quiz

Gebeurtenissen uit de hele wereld zijn voor iedereen te zien op internet. Trendwatchers noemen deze trend..
A
Socialering
B
Globalisering
C
Normering
D
Trendwatchen

Slide 13 - Quiz

Noem 3 modestijlen:

Slide 14 - Question ouverte

Het uiterlijk van kleding wordt beschreven met vier optische kenmerken;
A
kleur, decoratie, materiaal, vorm
B
stof, accessoires, kleur, model
C
kleur, decoratie, lengte , breedte
D
model, stof, lengte, vorm

Slide 15 - Quiz

De primaire kleuren zijn:
A
rood, geel en groen
B
geel, blauw en paars
C
rood, geel en blauw
D
wit, zwart en rood

Slide 16 - Quiz

Een 'gebroken kleur' is een kleur die gemengd is met grijs.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 17 - Quiz

Contrast is het verschil in kleur; de tegenstelling van kleuren
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 18 - Quiz

Het kleine contrast van twee bijna dezelfde kleuren heet
A
ton-sur-tin
B
sur-ton-ton
C
tin-sur-ton
D
ton-sur-ton

Slide 19 - Quiz

De materiaaleigenschappen die van belang zijn:
A
glans, textuur, greep, valling en uitstraling
B
glans, kleur, stof en greep
C
stof en kleur
D
valling en greep

Slide 20 - Quiz

Dit silhouet is smal van boven en loopt van de schouders, borst of taile af wijd vallend naar beneden..
A
A - lijn
B
H- lijn
C
O - lijn
D
V - lijn

Slide 21 - Quiz

Dit silhouet heeft brede schouders, taps toelopend naar de onderkant van het kledinstuk, ontbreken van accenten op de taile
A
A - lijn
B
H - lijn
C
O - lijn
D
V - lijn

Slide 22 - Quiz