Op de volgende dia's zie je steeds een zin, waarin 2 woorden zijn onderstreept.
Geef aan welke woordsoorten het zijn.
Let op! De antwoorden staan in de volgorde van de zin.
Slide 3 - Diapositive
Eigenlijk mag je niet naar buiten, maar mijn broertje doet het toch.
A
zelfstandig naamwoord
voegwoord
B
werkwoord
werkwoord
C
werkwoord
voegwoord
D
werkwoord
voorzetsel
Slide 4 - Quiz
De laatste tijd worden we opgeroepen om zoveel mogelijk thuis te blijven, want zo beschermen we elkaar.
A
BN
ZN
B
VW
VZ
C
bijvoeglijk naamwoord
ZN
D
BN
voegwoord
Slide 5 - Quiz
Noem drie werkwoorden die als eerste in je opkomen
Slide 6 - Question ouverte
welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 7 - Quiz
SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame
Slide 8 - Question de remorquage
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
De koeien _____ weer naar buiten.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 9 - Quiz
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
Janneke heeft een mooi ____ aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 10 - Quiz
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
De paarden grazen ___ de wei.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 11 - Quiz
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
Het ____ meisje kan erg goed zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord? 'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith
Slide 14 - Quiz
Benoem de woordsoorten: Wie heeft de mooiste prijs gewonnen? heeft is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz
Slide 15 - Quiz
Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
___________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel
Slide 16 - Quiz
De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 17 - Quiz
De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 18 - Quiz
Benoem het woord in hoofdletters:
In SEPTEMBER gaan we altijd paardrijden op de Veluwe.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn
Slide 19 - Quiz
Benoem het woord in hoofdletters:
Tijdens het hardloopwedstrijdje struikelde JORN bijna over een kat.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn
Slide 20 - Quiz
Benoem het woord in hoofdletters:
Tijdens het hardloopwedstrijdje STRUIKELDE Jorn bijna over een kat.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn
Slide 21 - Quiz
Benoem het woord in hoofdletters:
Voor mijn broertje heb ik online een KLEURRIJK fotoalbum gemaakt.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn
Slide 22 - Quiz
Benoem het woord in hoofdletters:
Voor mijn broertje heb ik online EEN kleurrijk fotoalbum gemaakt.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn
Slide 23 - Quiz
Benoem het woord in hoofdletters:
Voor mijn broertje HEB ik online een kleurrijk fotoalbum gemaakt.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn
Slide 24 - Quiz
Het bijvoeglijk naamwoord(en) is/zijn:
Peter heeft vandaag gevist en heeft vijf grote snoekbaarzen gevangen.
Slide 25 - Question ouverte
In deze zin staan ... bijvoeglijk naamwoorden:
Het groene houten bankje in onze bloemrijke voortuin hebben we in kleine stukken gezaagd.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 26 - Quiz
Wat is het stoffelijke bijvoeglijk naamwoord in deze zin:
Het groene houten bankje in onze bloemrijke voortuin hebben in kleine stukken gezaagd.
Slide 27 - Question ouverte
Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers
Wist je dat als je aan veel buitenactiviteiten meedoet, dat een positief effect heeft op je leerprestaties op school? Als je veel buiten bent, heb je een betere hersenontwikkeling en een beter leervermogen dan kinderen die vooral binnen zitten. Door allerlei activiteiten buiten te doen, ontwikkel je bovendien je fantasie. Bij het bouwen van een houten hut moet je bijvoorbeeld creatief zijn en inzicht hebben. Daarnaast maak je zelf spelregels, werk je samen of concurreer je met elkaar. Hierdoor leer je omgaan met winnen en verliezen.
Slide 28 - Diapositive
Lees de tekst: Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers.
Schrijf 5 werkwoorden (ww) op die IN DE TEKST staan: (onder elkaar)
Slide 29 - Question ouverte
Lees de tekst: Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers.
Schrijf 3 voorzetsels (vz) op die IN DE TEKST staan:
Slide 30 - Question ouverte
Lees de tekst: Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers.
Schrijf 2 bijvoeglijk naamwoord (bn) op die IN DE TEKST staan:
Slide 31 - Question ouverte
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)
Slide 32 - Quiz
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin? Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 33 - Question ouverte
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin? Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Slide 34 - Question ouverte
Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)
Slide 35 - Quiz
Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang uit.
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel
Slide 36 - Quiz
De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!
Slide 37 - Quiz
en nu verder...
Nu mag je voor jezelf iets gaan doen (telefoon mag).