herhaling thema 9

herhaling
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

herhaling

Slide 1 - Diapositive

Sommige bladeren zijn niet groen, maar wit. In witte bladeren is geen fotosynthese mogelijk
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

bladeren worden in de herfst gekleurd omdat
A
de bladeren te weinig zon krijgen
B
de bladeren oud zijn
C
de bladgroenkorrels terug trekken naar de stengel
D
de bladeren weg worden geduwd door nieuwe knoppen

Slide 3 - Quiz

In bladeren liggen bastvaten aan de ...
A
Bovenkant
B
Onderkant

Slide 4 - Quiz

Wat is een functie van verdamping van water uit de bladeren?
A
Hierdoor wordt water uit de bodem aangezogen.
B
Hierdoor worden insecten gelokt.
C
Dit is nodig voor fotosynthese.

Slide 5 - Quiz

Plant X ontkiemt in maart, maakt wortels, stengels en bladeren. In de winter vallen zijn bladeren af. In het voorjaar daarna maakt hij nieuwe bladeren, vruchten en zaden. Daarna sterft hij.
Plant X is een....
A
eenjarige
B
tweejarige
C
meerderjarige
D
cactus

Slide 6 - Quiz

Welke vaten vervoeren water met suiker van de bladeren naar de bladeren, stengel en wortel?
A
Alleen de houtvaten.
B
Alleen de bastvaten.
C
Zowel de bastvaten als de houtvaten.

Slide 7 - Quiz

In de herfst verkleuren de bladeren van loofbomen. Een leerling merkt op dat de bladeren van een linde waarop het licht van een lantaarn valt langer groen blijven dan de bladeren van dezelfde boom die niet door de lantaarn worden beschenen. De leerling meent dat het langer groen blijven van de bladeren wordt veroorzaakt doordat deze bladeren langer licht ontvangen dan de overige bladeren. Is deze mening een conclusie, onderzoeksvraag of een hypothese?

A
conclusie
B
onderzoeksvraag
C
hypothese

Slide 8 - Quiz


 De watergentiaan heeft bladeren die op 
het water drijven. Waar zitten de huidmondjes
bij zulke bladeren? 
A
Alleen aan de bovenzijde van het blad
B
Alleen aan de onderzijde van het blad
C
Aan beide zijden van het blad

Slide 9 - Quiz

Op een droge dag in de zomer staat een plant in de zon. Hoe zullen de huidmondjes eruitzien?
A
zoals in afbeelding 1
B
zoals in afbeelding 2

Slide 10 - Quiz

Huidmondjes sluiten wanneer...
A
De sluitcellen vol zitten met vocht
B
De sluitcellen te weinig vocht hebben

Slide 11 - Quiz

Wat zijn huidmondjes?
A
Kleine openingen in de opperhuid van dieren
B
Kleine openingen in de opperhuid van planten
C
Vaten in de opperhuid van dieren
D
Vaten in de opperhuid van planten

Slide 12 - Quiz

Wat is de volgorde bij ontkieming van een plant?
A
blad, stengel, wortel
B
stengel, wortel, blad
C
wortel, stengel, blad

Slide 13 - Quiz

Welk deel vervoert water van de wortels, via de stengels, naar de bladeren?
A
Deel 1
B
Deel 2
C
Deel 3
D
Deel 4

Slide 14 - Quiz

In welke richting vindt transport via houtvaten plaats?
A
Van bladeren via stengels naar wortels
B
Van wortels via stengels naar bladeren
C
Het kan alle kanten op

Slide 15 - Quiz

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 16 - Question de remorquage

Wat is de functie van elk onderdeel van een plantencel?
 Leerdoel: Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie
Regelt alles wat er gebeurt in de cel
hierdoor is de cel stevig
Regelt welke stof de cel in en uit gaan
zorgt voor een stevige laag om de cel heen
Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels
Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 17 - Question de remorquage

In de afbeelding zijn chrysanten getekend.

Kan bij chrysanten in de bladeren fotosynthese plaatsvinden? En in de stengels? En in de wortels? En in de bloemen?


wel fotosynthese
geen fotosynthese
bladeren
stengels
wortels
bloemen

Slide 18 - Question de remorquage

Wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?
Wat maakt een plant bij fotosynthese?

Slide 19 - Question de remorquage

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = zuurstof + water
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 20 - Quiz

Wie doen er aan verbranding?
A
Alleen consumenten
B
Alleen producenten
C
Alleen reducenten
D
Alle levende organismen

Slide 21 - Quiz

Wat is assimilatie?
A
omzetten van glucose in koolstofdioxide
B
omzetten van glucose in water
C
omzetten van glucose in een andere organische stof
D
omzetten van glucose in warmte

Slide 22 - Quiz

Glucose kan worden omgezet in andere koolhydraten. Welke hoort hier niet bij?
A
Vetten
B
Suiker
C
Zetmeel
D
Cellulose.

Slide 23 - Quiz

Deze koolhydraat die van glucose wordt gemaakt wordt gebruikt voor stevigheid in celwanden, vooral in houtvaten.
A
Eiwitten
B
Cellulose
C
Zetmeel
D
Vetten

Slide 24 - Quiz

Is fotosynthese een voorbeeld van assimilatie?
Is verbranding een voorbeeld van assimilatie?
A
Fotosynthese wel, verbranding niet
B
Verbranding wel, fotosynthese niet
C
Beide zijn voorbeelden van assimilatie
D
Beide zijn geen voorbeeld van assimilatie

Slide 25 - Quiz

Vindt in het paard
assimilatie
plaats? En in het gras?
A
Alleen in het gras vindt assimilatie plaats
B
Alleen in het paard vindt assimilatie plaats
C
Zowel in het paard als in het gras vindt assimilatie plaats

Slide 26 - Quiz

Planten gebruiken nitraat om eiwitten te maken. Is dit assimilatie, fotosynthese of verbranding? En is nitraat organisch of anorganisch?
A
Assimilatie en nitraat is organisch
B
fotosynthese en nitraat is anorganisch
C
Verbranding en nitraat is organisch
D
Assimilatie en nitraat is anorganisch

Slide 27 - Quiz

ongeslachtelijke voortplanting bij planten: sleep de namen naar de bijbehorende afbeelding.
voortplanting dmv knollen
weefselkweek
voortplanting dmv wortelstokken
voortplanting dmv stekken
voortplanting dmv bollen
voortplanting dmv uitlopers

Slide 28 - Question de remorquage

Geslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 29 - Question de remorquage

Insectenbloem
Windbloem
geen kroonbladeren
nectarkliertjes
meeldraden in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel kleverig

Slide 30 - Question de remorquage

Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel

Slide 31 - Question de remorquage

insectenbloem
windbloem
Meeldraden en stamper hangen uit de bloem
kleine, groene kroonbladeren
produceren geen nectar 
grote en felgekleurde kroonbladeren
meeldraden en stamper zitten verstopt in de bloem
produceren wel nectar 

Slide 32 - Question de remorquage

Zet de onderdelen in de juiste volgorde
Stuifmeel land op de stempel
Eicel van de boem wordt bevrucht 
Stuifmeel beweegt door de buis naar de eicel 
Bloem is omgezet naar vrucht en de plant is rijp voor voortplanting
Vrucht begint te ontwikkelen in de bloem 

Slide 33 - Question de remorquage

Welke vorm van bestuiving?
Kruisbestuiving
Zelfbestuiving
(binnen eigen bloem)
Geen bestuiving
Geen bestuiving
Zelfbestuiving
Geen bestuiving

Slide 34 - Question de remorquage

Kijk naar de bloem. Sleep de kaartjes die juist zijn naar de juiste plek.
wind
insecten

Bestuiving door
Verspreiding van zaden door

Slide 35 - Question de remorquage

Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Zaad beginsel

Slide 36 - Question de remorquage

Opdracht:
Sleep de gebeurtenissen naar de juiste plek in de levenscyclus.
7
Er is een volwassen tomatenplant ontstaan.
Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren. De zaadlobben verdwijnen.
Een tomatenpitje is een zaad.
Het worteltje groeit de grond in en de zaadlobben komen boven de grond.
Aan de tomatenplant ontstaan bloemen. Uit de bloemen ontstaan tomaten(vruchten) met zaden.

Slide 37 - Question de remorquage

Hoeveel vruchten en hoeveel zaden kunnen uit deze bloem groeien?

Slide 38 - Question ouverte

Dat was 'm!

Slide 39 - Diapositive