herhaling present simple en voorzetsels

present simple & voorzetsels
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

present simple & voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

What are we going to do? 
  1. google forms (K3A)
  2. present simple
  3. voorzetsels
  4. worksheets

Slide 2 - Diapositive

Google forms (K3A)
  1. Open de link
  2. vul het formulier in IN STILTE
  3. vergeet niet op verzenden te drukken!!!!

https://docs.google.com/forms/d/1YGPuN_l4XUEW2nUbvtFGpRrsLUsYhNotnSsjnHmrM4Q/edit

timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Wat weten we nog over de present simple?

Slide 4 - Carte mentale

present simple
Wanneer gebruiken we de present simple?
  • feiten
  • gewoonten
  • dingen die we met regelmaat doen

bijvoorbeeld:
  • This book has a red colour.  (feit)
  • Bart always bites his nails.  (gewoonten)
  • These kids often play football.  (regelmaat)

Vaak staan er signaalwoorden in de zin. Deze kunnen aanduiden dat de zin in de present simple staat. 

Deze woorden kunnen zijn:
Always, never, sometimes, everyday

Slide 5 - Diapositive

Hoe maak je de present simple?
  • Bij I, you, we en they gebruik je het hele werkwoord

bijvoorbeeld:
  1. You speak very well. 
  2. I see him over there. 

Bij
he, she en it zet je een S echter het hele werkwoord. 
  1. She swims very fast. 
  2. He loves our dog. 
Ezelsbruggetje:
Denk aan de SHIT regel 
(She, He, It). 
Wanneer deze voorkomt in een zin zet je een S achter het hele werkwoord

Slide 6 - Diapositive

uitzonderingen bij het schrijven
Eindigt het woord in een sis klank? Dan komt er -es achter het woord te staan. 
  • Kiss -> kisses
  • watch -> watches

Eindigt het woord met -y EN een medeklinker ervoor? dan veranderd de -y in -ies. 
  • study -> studies
  • try -> tries
  • fly -> flies

Slide 7 - Diapositive

do en does/ don't en doesn't
+ (positieve zinnen)
  • Bij I, you, we en they gebruik je do + hele ww
  • Bij he, she en it gebruik je does + hele ww

(ontkennende zinnen)
  • Bij I, you, we en they gebruik je don't + hele ww
  • Bij he, she en it gebruik je doesn't + hele ww

? (vragende zinnen)
  • do/does + hele ww
  • don't/doesn't + hele ww
Do not en does not mag je ook gebruiken. 
Don't en doesn't zijn de korte variant

Slide 8 - Diapositive

voorbeeld zinnen
+
I eat an apple every day. 
My sister never eats an apple. 
-
Tim doesn't eat apples
You don't eat apples
?
Does your dad eat na apple?
?
Do they sometimes eat an apple?

Slide 9 - Diapositive

They ____ football in the park on Saturdays
A
play
B
plays
C
playing

Slide 10 - Quiz

She ____ a book in the garden right now.
A
read
B
reads
C
reading

Slide 11 - Quiz

Tom and Sarah ____ to the cinema every weekend
A
going
B
goes
C
go

Slide 12 - Quiz

the sun ____ in the sky during the day.
A
shine
B
shines
C
shining

Slide 13 - Quiz

werkblad: present simple
Maak opdracht 1 op het werkblad: present simple. 

Deze gaan we over 5 minuten nakijken.  
timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

Wat weten we nog over voorzetsels?

Slide 15 - Carte mentale

voorzetsels
  • Met voorzetsels geef je aan waar iets of iemand is. 
  • Deze moet je uit je hoofd leren!!
above
boven
under
onder
behind
achter
in front of
voor
around
om, rondom
between
tussen
near
(vlak) bij, in de buurt
next to
naast

Slide 16 - Diapositive

uitzonderingen op voorzetsels
On  gebruik je om te zeggen dat iets bovenop ligt
  • I'm sitting on a chair. 

At gebruik je om te zeggen dat iets of iemand op een bepaalde locatie is
  • I'll see you at school. 

Slide 17 - Diapositive

The cat is ____ the table.

Slide 18 - Question ouverte

The dog is ____ the home.

Slide 19 - Question ouverte

The ball is ____ the box.

Slide 20 - Question ouverte

the cup is ____ the table

Slide 21 - Question ouverte

werkblad: voorzetsels
Maak opdracht 1 op het werkblad: voorzetsels

Deze gaan we over 3 minuten nakijken
timer
3:00

Slide 22 - Diapositive

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 23 - Carte mentale