Broodje Kip

Lees de tekst.
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lees de tekst.

Slide 1 - Diapositive

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 2 - Quiz

TAALVERZORGING
leestekens
werkwoordspelling

Slide 3 - Diapositive

Neem de volgende zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
hoewel mevrouw den hartog al 87 jaar is kookt ze elke dag zelf haar eten

Slide 4 - Question ouverte

Neem de volgende zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
kom we gaan koffiedrinken bij starbucks stelde Joke voor

Slide 5 - Question ouverte

Kate (oogsten) vorige week veel succes met haar gitaarspel op de markt.

Slide 6 - Question ouverte

(Fluiten) komt de vrolijke docent de klas binnen.

Slide 7 - Question ouverte

Zittend op een bankje (houden) de oppas van de kinderen gisteren een oogje in het zeil.

Slide 8 - Question ouverte

Wie (betalen) straks de drankjes, jij of ik?

Slide 9 - Question ouverte

De medici ____ het niet eens worden over de behandeling van de ontsteking.
A
kon
B
konden

Slide 10 - Quiz

Ik heb dit aan mijn zusje (beloven)
A
beloof
B
belooft
C
beloofd
D
beloven

Slide 11 - Quiz

Schrijf de pv - verleden tijd op. Binnen (schudden) hij zijn kleren uit
A
schud
B
schudt
C
schude
D
schudde

Slide 12 - Quiz

Vul de pv - verleden tijd in.
Isa en Tim (antwoorden) tegelijk.
A
Antwoorde
B
Antwoordde
C
Antwoorden
D
Antwoordden

Slide 13 - Quiz

Vul in: pv - tegenwoordige tijd. Hij hoop dat de buurman de dakgoot (herstellen)
A
Herstelt
B
Hersteld

Slide 14 - Quiz

Vul in. Wij hebben hem altijd (vertrouwen)
A
vertrouwt
B
vertrouwd

Slide 15 - Quiz

Vul in. Hij heeft in de kerstvakantie zijn kamer (verven)
A
geverft
B
geverfd

Slide 16 - Quiz

Vul in pv - verleden tijd. De crisis van vorig jaar (vergroten) de armoe.
A
Vergrote
B
Vergrootte

Slide 17 - Quiz

Vul in: pv tegenwoordige tijd.
Maar hij (vertrouwen) niemand
A
vertrouwt
B
vertrouwd

Slide 18 - Quiz

Vul in: het onvoltooid deelwoord (od). Zij keek hem (verwijten) aan.
A
verwijt
B
verwetend
C
verwijtent
D
verwijtend

Slide 19 - Quiz

Vul in. De (verspreiden) dieren deden het in alle kennels heel goed.
A
Verspreide
B
Verspreidde

Slide 20 - Quiz

(worden).... jij morgen door je vader opgehaald?
A
Word
B
Wordt
C
Werd
D
Wort

Slide 21 - Quiz

Het ...(misten)... gisteren in de ochtend behoorlijk.
A
miste
B
misten
C
mistte
D
mistten

Slide 22 - Quiz

Hij is naar Groningen ...(verhuizen)...
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisde
D
verhuiste

Slide 23 - Quiz

Op deze
(verbreden)... weg gebeuren nu gelukkig veel minder ongelukken.
A
verbrede
B
verbreede
C
verbreedde
D
verbreden

Slide 24 - Quiz

Hij (geloven)... niet, dat jij sneller (fietsen) ....
A
geloofte, fietste
B
geloofden, fietsde
C
geloofde, fietste
D
gelooftte, fietste

Slide 25 - Quiz

Hij heeft een leuk bedrag (erven)....
A
ge-erfd
B
ge-erft
C
geërft
D
geërfd

Slide 26 - Quiz

Hij (worden) .... hier nooit gelukkig van.
A
word
B
wordt
C
wort
D
werd

Slide 27 - Quiz

Het (stranden) schip werd pas na lange weggesleept.
A
gestrandde
B
gestrande
C
gestrante
D
strandde

Slide 28 - Quiz

Het (gebeuren) vroeger altijd op een andere manier.
A
gebeurt
B
gebeurte
C
gebeurde
D
gebeurdde

Slide 29 - Quiz

De (vergroten) .... foto was erg mooi.
A
vergroot
B
vergrote
C
vergroote
D
vergrootte

Slide 30 - Quiz

Ik was dan ook erg (verbazen) dat het zo lang duurde voordat ik er was.
A
verbaast
B
verbaasdt
C
verbaasd
D
verbazend

Slide 31 - Quiz

signaalwoorden!

Slide 32 - Diapositive

We hebben Martijn gevraagd de spelregels van handbal uit te leggen omdat hij dat goed kan. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als handbalcoach.
___________
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 33 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.
________
___________
___
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 34 - Quiz

Ik ben van mening dat we dit verslag anders moeten opstellen, maar daar denkt mijn klasgenoot anders over.
______
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 35 - Quiz

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
__________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 36 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
___
A
Reden
B
Voorwaarde
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 37 - Quiz

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
________
A
Reden
B
Vergelijking
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 38 - Quiz

Om op tijd bij de visboer te zijn, wil Jan de fiets van zijn broer lenen.
____
A
Reden
B
Chronologie
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 39 - Quiz

Woordenschat

Slide 40 - Diapositive

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
middelbare school diploma
B
middelbare schooldiploma
C
middelbare schooldiploma

Slide 41 - Quiz

de juiste schrijfwijze is...
A
wildedieren temmer
B
wildedierentemmer
C
wilde dierentemmer
D
geen van allen

Slide 42 - Quiz