8. Momenten en de hefboomwet

Momenten en de hefboomwet
havo 4 hoofdstuk 4.5
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Momenten en de hefboomwet
havo 4 hoofdstuk 4.5

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Waarom lukt het de puppy's uiteindelijk om de wip te laten kantelen?

Slide 3 - Question ouverte

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kan ik:
1. de volgende begrippen beschrijven en toepassen: draaipunt, arm, moment, draaiing, hefboom
Beschrijven welk verband er is tussen het moment van de kracht op een voorwerp en de verandering van de draaisnelheid.
3./Uitleggen wanneer er in welke richting om een voorwerp als gevolg van een kracht gaat draaien
4. De arm van een kracht construeren bij een gegeven draaipunt en werklijn van de kracht:
5.Berekeningen maken en redeneren met de formule voor het moment van een kracht: 
M=Fr

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
6. Uitleggen dat een object in rust voldoet aan de eerste wet van Newton en de hefboomwet
7. Berekeningen maken en beredeneren met de formule voor de hefboomwet:

Slide 5 - Diapositive

Momenten
De zwaartekracht op een wip creëert een moment. 
Een moment draait om een draaipunt. 
Het moment kan een draaiing veroorzaken.

Draaipunt
Draaiing
Kracht

Slide 6 - Diapositive

Momenten
De afstand tussen de kracht en het draaipunt, gemeten loodrecht op de werklijn van de kracht, is de arm.
Kracht
Arm

Slide 7 - Diapositive

De arm
De arm is dus niet de afstand van het aangrijpingspunt van de kracht naar het draaipunt!


Slide 8 - Diapositive

Maak voorbeeldopdracht 9 op pagina 154.

Slide 9 - Diapositive

Iets optillen
Iets laten hangen

Slide 10 - Diapositive

Bedenk zelf nog twee voorbeelden van situaties waar momenten voorkomen.

Slide 11 - Question ouverte

Moment uitrekenen
Het moment kan je uitrekenen met de volgende formule:

Oefening:
Pjotr duwt met 30 N op de trapper van zijn fiets. Op een gegeven moment is de arm van de kracht 15 cm. Bereken de grootte van het moment.

Slide 12 - Diapositive

Maak opdracht 26 uit je boek (p. 155). Wat is de juiste volgorde? (van klein naar groot)
A
ABC
B
CBA
C
CAB
D
BCA

Slide 13 - Quiz

Maak opdracht 27 op pagina 155 van je boek. 

Slide 14 - Diapositive

Hefboomwet
In het filmpje aan het begin gaat de wip pas bewegen als de totale massa aan de linkerkant een bepaalde hoeveelheid heeft bereikt. 

Slide 15 - Diapositive

Hefboomwet
Dit noemen we de hefboomwet:
Er is sprake van evenwicht als de momenten aan beide kanten van het draaipunt even groot zijn:

M1=M2

Slide 16 - Diapositive

Hefboomwet
Dus in het filmpje is in de eerste situatie het moment dat de vader maakt groter. Pas als de laatste puppy er bij klimt wordt het moment groter. 

Slide 17 - Diapositive

Waarom draait de wip nu nog niet naar links?

Slide 18 - Diapositive

Waarom draait de wip pas naar links als de laatste puppy aan het einde van de wip is?

Slide 19 - Question ouverte

Hefboomwet
Een moment wordt groter als de arm groter wordt. 

Dus pas als de pup aan het einde is, is het moment maximaal (zo groot mogelijk). En dus groot genoeg om het moment van de vader op te heffen. 
M=Fr

Slide 20 - Diapositive

Zet de woorden op de juiste plek
Draaipunt
Werkende kracht
Tegenwerkende kracht

Slide 21 - Question de remorquage

Leg met behulp van de hefboomwet uit of het makkelijker is een tak door te knippen als je de tak op positie 1 of op positie 2 houdt. 
Positie 1
Positie 2

Slide 22 - Diapositive

Leg met behulp van de hefboomwet uit of het makkelijker is een tak door te knippen als je de tak op positie 1 of op positie 2 houdt.
A
Positie 1
B
Positie 2

Slide 23 - Quiz

Leg met behulp van de hefboomwet uit of het makkelijker is een tak door te knippen als je de kracht op positie 1 of op positie 2 zet. 
Positie 1
Positie 2

Slide 24 - Diapositive

Leg met behulp van de hefboomwet uit of het makkelijker is een tak door te knippen als je de kracht op positie 1 of op positie 2 zet.
A
Positie 1
B
Positie 2

Slide 25 - Quiz

Oefenen
Maak voorbeeldopgave 11 op pagina 160

Maak voorbeeldopgave 12 op pagina 162

Slide 26 - Diapositive