2.1 - Week 38 - WWS 4 - Verleden tijd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

ZRGVEPL419AK

Wat gaan we deze les doen?

- Herhaling van vorige week:

Regels tegenwoordige tijd

Regels verleden tijd

- Quiz

- Opdrachten werkboek & online

Tegenwoordige tijd

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt), schrijf je altijd met een -t, als je een t-klank hoort.

Stap 1:  Staat het werkwoord in de tt?
Stap 2: Ja? gebruik dan een -t

Voorbeeld:

De jongen loopt naar school.

Vandaag gebeurt er iets leuks.

Anna heeft prachtige ogen.

Mijn oma bestelt appeltaart met slagroom.

Truc:

Vul in plaats van het werkwoord dat je moet invullen, het woord "smurfen" of "lopen" in.

Kijk maar eens hoe dit werkt:

"smurfen"

Ik vind dat een slim meisje.

Ik smurf dat een slim meisje.

Hij wordt volgende week 16 jaar.

Hij smurft volgende week 16 jaar.

Wat gebeurt hier?

"Smurfen"

Het vliegtuig landt 45 minuten eerder.

Het vliegtuig smurft 45 minuten eerder.

Die wond bloedt wel heel erg.

Die wond smurft wel heel erg.

Vind jij dat een leuke serie?

Smurf jij dat een leuke serie?

Verleden tijd

- Sterke werkwoorden

- Zwakke werkwoorden

Gebruiksaanwijzing 't ex-kofschip

Stap 1: Kijk naar het hele werkwoord

Stap 2: Haal -en van het hele werkwoord af
Stap 3: Kijk naar de letter waar het ww nu mee eindigt

Stap 4: Staat deze letter in 't ex-kofschip?

Stap 5: Ja? dan eindigt het ww in de vt op een -t
                Nee? dan eindigt het ww in de vt op een -d

Voorbeeld:

Stap 1: lachen                               Stap 1: verven
Stap 2: lach                                    Stap 2: verv
Stap 3: h                                          Stap 3: v
Stap 4: ja                                         Stap 4: nee
Stap 5: lachte                               Stap 5: verfde/geverfd

Let op :

Als de stam van een zwak werkwoord in de tt eindigt op een -t of een -d, dan komt er in de vt nog een extra -t of -d bij. Kijk maar eens:

pest-pestte-pestten              bloed-bloedde-bloedden

praat-praatte-praatten         land-landde-landden

vlucht-vluchtte-vluchtten   antwoord-antwoordde-antwoordden

Dus...

1. Tegenwoordige tijd   
ik = stam       

ander = stam + t       
meervoud = hele werkwoord

Dus...

2. Verleden tijd

- sterk werkwoord = klank verandert (ik loop, ik liep)

- zwak werkwoord = 't ex-kofschip wel?   + te / ten

                                                                         niet?  + de / den

Misschien is het van belang dat je iets aan je werkhouding .... (veranderen)
(tegenwoordige tijd)

1. veranderd
2. verandert
3. veranderdt
4. veranderde

Hij ...... (verwachten) dat hij geslaagd was toen we hem belden.
(verleden tijd)

1. verwacht
2. verwachte
3. verwachtte
4. verwachd

Je .... (betekenen) alles voor haar.
(tegenwoordige tijd)

1. betekend
2. betekende
3. betekent
4. betekendt

Bo .... (skippen) het artikel.
(verleden tijd)

1. skipte
2. skipde
3. skipt
4. skipd

Eigenlijk is het wel vreemd dat u mij altijd van alles ..... (verbieden).
(tegenwoordige tijd)

1. verbied
2. verbiedde
3. verbiedt
4. verbood

Wie .... (vertellen) er dadelijk
een leuke grap?
(verleden tijd)

1. vertelt
2. verteld
3. vertelde
4. verteldt

MAKEN
Ik ........ mijn huiswerk gisteren al.

1. maakde
2. maakden
3. maakte
4. maakten

HALEN
Jij ........... net op tijd de finish!
(verleden tijd)

1. haalde
2. haalden
3. haalte
4. haalten

GRENZEN
Het huis ..... aan het bos

1. grenst
2. grensten
3. grensde
4. grensden

Marianne .............. (bereiden) gister een
heerlijke vegetarische maaltijd.

1. bereid
2. bereidt
3. bereit
4. bereidde

Het kampvuur ... (branden)
nog zachtjes.

1. branden
2. brandt
3. brant
4. brand

Jay ... (rijden) met zijn auto naar het zijn werk.

1. rijden
2. rijd
3. reed
4. rijdt

Waarom ... (vinden) je het moeilijk?

1. vint
2. vind
3. vindt
4. vinden

Yara ... (kleden) zich altijd heel opvallend.

1. kleet
2. kleed
3. kleedt

doden
De leeuw ..... vorige week het kleine schaap

1. dode
2. doden
3. doodde
4. doodt

liften
De jongens ..... vorige maand naar Frankrijk

1. lifte
2. liften
3. liftte
4. liftten

Wat had er af moeten zijn?

ONLINE:

Tegenwoordige tijd

oefening 1 -5 

Verleden tijd 

oefening 1 t/m 5

Voor de volgende les moet onderstaand werk allemaal gemaakt zijn! 

WERKBOEK 

Tegenwoordige tijd - opdracht 1 t/m 7

Verleden tijd - opdracht 8 t/m 12

ONLINE:

Tegenwoordige tijd - oefening 1 t/m 5

Verleden tijd - oefening 1 t/m 5