NN6 H3 - HH + oefentoets Spelling H1-3

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk H3F
Maandag 21 november:
Toets Spelling (ww) H1-3



Slide 2 - Diapositive

Huiswerk H3E
Dinsdag 22 november:
Toets Spelling (ww) H1-3




Slide 3 - Diapositive

Deze les
Laatste les Spelling H1-3

Aan het eind van de les:
  • weet je welke leerdoelen je nog niet beheerst.

Slide 4 - Diapositive

Nakijken

We kijken eerst samen de laatste opdrachten van Spelling H3 na.

Slide 5 - Diapositive

Spelling H1: 
Trema, apostrof, accenten en cedille

Slide 6 - Diapositive

Trema
  • om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren (maar: gekopieerd), creëren, beëindigen
  • in sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen geen trema, maar een koppelteken

Slide 7 - Diapositive

Apostrof
  • als weglatingsteken: 's nachts, 's morgens, Lars' scooter
  • om uitspraakproblemen te voorkomen bij: i(k) (h)ou (v)a(n) y(s)   baby's, Hanna's, accu's
  • in verkleinwoorden en meervouden van cijfer- en letterwoorden: A4'tje, pc's, dvd'tje
  • in verkleinwoorden op-y, voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje

Slide 8 - Diapositive

Accenten
  • accent aigu: logé, soirée, café
  • accent grave: barrière, crèche, fin de siècle
  • accent circonflexe: enquête, crêpe

om klemtoon aan te geven, accent aigu: dé manier om rijk te worden, een héél mooie auto

Slide 9 - Diapositive

Cedille
  • het 'kronkeltje' onder de c: ç
  • zorgt ervoor dat de c als s klinkt voor een a, o of u: Curaçao, garçon
  • in alle andere gevallen klinkt de c als k: caravan, decor

Slide 10 - Diapositive

Spelling H2: 
Met of zonder -n

Slide 11 - Diapositive



  • mensen
  • zelfstandig gebruikt

Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.

Maar weinige              klanten .....




  • betrekking op zaken of dieren
Vele (diersoorten) worden bedreigd.

  • bijvoeglijk gebruikt
enkele leerlingen

MAAR: Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden wel met -n:


Telwoorden met -en

Telwoorden met -e

Slide 12 - Diapositive

Met of zonder -n?
Maar:
  • tientallen, duizenden, honderden, miljoenen etc.

Er wonen miljoenen mensen in Nederland.
Hoeveel dieren daar leven? Ik denk miljarden.

Slide 13 - Diapositive

Spelling H3: 
Getallen

Slide 14 - Diapositive

Getallen in letters
Letters:
  • hele getallen van één tot en met twintig: vier;
  • tientallen tot honderd: vijftig;
  • honderdtallen tot duizend: achthonderd;
  • duizendtallen tot twaalfduizend: zesduizend;
  • honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen: negenhonderdduizend;




Slide 15 - Diapositive

Getallen in cijfers
Cijfers:
  • getallen boven de twintig: 88 miljoen, 23;
  • maten, gewichten, data, exacte tijdstippen, e.d.: 7 meter, 19 kilo, 30 januari.




Slide 16 - Diapositive

Uitzonderingen
LET OP:
  • Breuken schrijf je los: een vierde: 1/4, behalve in een samenstelling: eenderdeminderheid 
  • Cijfers hebben de voorkeur als er anders een rare mix van woorden en cijfers wordt. 
  • Bij grote ronde getallen in een lopende tekst combineer je cijfers en letters: 22 duizend
  • Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema: drieënhalf




Slide 17 - Diapositive

Werkwoordspelling

Slide 18 - Diapositive



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.

Geen persoonsvorm   >    voltooid deelwoord ('t Kofschip)
                                           >    bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
                                           >    onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
                                           >    gebiedende wijs (ik-vorm)
                                           >    infinitief (hele ww)








 1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank 
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

timer
10:00

Slide 19 - Diapositive

Opdracht deze les
Bepaal voor jezelf welk leerdoel / onderdeel je nog niet (voldoende) beheerst. Kies daarna uit één van de volgende opdrachten:

  • Maak een samenvatting van H1, H2, H3
  • Oefen via NN Online
  • Maak de oefentoets van spelling H1-3
  • Oefen met werkwoordspelling (extra opdrachten)
timer
10:00

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Huiswerk H3F
Maandag 21 november:
Toets Spelling (ww) H1-3



Slide 22 - Diapositive

Huiswerk H3E
Dinsdag 22 november:
Toets Spelling (ww) H1-3




Slide 23 - Diapositive