1 VWO | FAIRE | Ch. 7

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bonjour
tout le monde

Blz. 98

Qu’est-ce que tu as fait ce week-end ?

Het werkwoord faire wordt vaak gebruikt in combinatie met sporten. 

Een aantal voorbeelden zijn:

- faire du tennis (tennissen)

-faire du foot (voetballen)

-faire de la danse (dansen)

-faire de l'équitation (paardrijden)

Schrijf zoveel mogelijk
goede vormen van faire op...
(b.v. je fais)

Je (faire)

1. Fais
2. Fait
3. Faisons
4. Font

Vous (faire)

1. Faison
2. Faites
3. Font

Il/elle/on (faire)

Font

Faites

Fais

Fait

Faisons

Fais

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

Welke zin is goed?

danse = een vrouwelijk woord

1. je fais de la danse
2. je fais du danse
3. je fais des danse

Welke zin is goed?

foot = een mannelijk woord

1. tu fais du foot?
2. Tu fais de la foot?
3. tu fait du foot?

Welke zin is goed?

karaté = een mannelijk woord

1. on fait de la karaté
2. On fait des karaté
3. on fait du karaté

Welke zin is goed?

1. je fais du l'athléthisme
2. je fais de l'atléthisme
3. je fais de la l'atléthisme

de les

proberen

doen, maken

tennissen

de droom

de dag

la journée

essayer

faire du tennis

le rêve

le cours

faire

Je … mes devoirs.

1. fait
2. fais
3. faisons
4. font

Kan ik nu het werkwoord 'Faire' vervoegen?

Ja

Nee

Een beetje

  Au revoir!

Faire = maken / doen

Présent

je fais

tu fais

il/elle/on fait

nous faisons

vous faites 

ils/elles font

Passé composé

hulpwerkwoord = avoir

voltooid deelwoord = fait

j'ai fait

tu as fait

il/elle/on a fait

nous avons fait

vous avez fait

ils/elles ont fait

Bonjour
tout le monde

Wat moet je nu doen?

• Daarna gaan we bron H bekijken
• Opdrachten bron H maken in je werkboek
  
  
• Oefenen op verbuga.eu, zoek op werkwoord faire
• We doen dit 10 minuten
  
  
  

Blz. 114, 115

Verbuga.eu