10.1 Krachten

10.1 Krachten
10.1.1 Je kunt beschrijven welke effecten krachten op een voorwerp kunnen hebben.
10.1.2 Je kunt de grootte van een kracht meten met een geschikte krachtmeter.
10.1.3 Je kunt een kracht tekenen als een vector, volgens een gegeven krachtenschaal.
10.1.4 Je kunt de krachten benoemen die in een gegeven situatie op een voorwerp werken.
10.1.5 Je kunt de zwaartekracht berekenen die op een voorwerpt werkt.
10.1.6 Je kunt beredeneren of twee magnetische voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.
10.1.7 Je kunt beredeneren of twee elektrisch geladen voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

10.1 Krachten
10.1.1 Je kunt beschrijven welke effecten krachten op een voorwerp kunnen hebben.
10.1.2 Je kunt de grootte van een kracht meten met een geschikte krachtmeter.
10.1.3 Je kunt een kracht tekenen als een vector, volgens een gegeven krachtenschaal.
10.1.4 Je kunt de krachten benoemen die in een gegeven situatie op een voorwerp werken.
10.1.5 Je kunt de zwaartekracht berekenen die op een voorwerpt werkt.
10.1.6 Je kunt beredeneren of twee magnetische voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.
10.1.7 Je kunt beredeneren of twee elektrisch geladen voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.

Slide 1 - Diapositive

De effecten van krachten


Krachten zorgen voor:
- een verandering in snelheid
- een verandering in richting
-een verandering in vorm
Dit noem je de uitwerkingen van een kracht

Slide 2 - Diapositive

Soorten krachten

Spierkracht: 

fietsen of gewichtheffen 

Slide 3 - Diapositive

Zwaartekracht

de aarde trekt aan alle dieren, mensen en voorwerpen

9,8 Newton per kg

Slide 4 - Diapositive

Spankracht

- strakgespannen touw, kabel of ketting
- tillen, trekken, takelen of spullen op hun plaats houden

Slide 5 - Diapositive

Wrijvingskracht

- 2 oppervlakken die over elkaar schuiven
- handig bij schaatsen
- niet handig bij het verschuiven van de bank

Slide 6 - Diapositive

Elektrische kracht

- een ballon over je haar wrijven 
- Een positief en negatief geladen voorwerp trekken elkaar aan. 
- positief en positief, negatief en negatief stoten elkaar af


Slide 7 - Diapositive

Magnetische kracht

- ijzer, nikkel en staal
- magneet heeft een noordpool en een zuidpool
- kompas of elektromotor
- rondom een magneet is er een magneetveld, deze wordt zichtbaar bij het strooien van ijzerpoeder, dan zie je een patroon van veldlijnen

Slide 8 - Diapositive

Kracht meten
Krachtmeter of veerunster
dunne veer = kleine kracht
dikke veer = grote kracht

Let op! schaalverdeling gaat van boven naar beneden

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Krachtsensor
digitale krachtmeter

Kan ook een weegschaal zijn, deze zet zwaartekracht om in massa (gewicht)

Slide 11 - Diapositive

Krachten tekenen
Krachten tekenen we met een pijl (vector)
Er zijn drie aandachtspunten:
- aangrijpingspunt, dit is waar de kracht begint
- de richting van de kracht
- de grootte van de krachtpijl

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Krachtenschaal
Komt overeen met

Slide 14 - Diapositive

Zwaartekracht
Op een boek dat op een tafel ligt, werkt de zwaartekracht. 
Op een boek dat van een tafel valt, werkt ook de zwaartekracht. 
Op alle voorwerpen, mensen, dieren en planten op aarde werkt de zwaartekracht.
De zwaartekracht werkt altijd recht naar beneden. 
Het symbool voor zwaartekracht is Fz
De z staat voor zwaartekracht.

Net zoals andere krachten geef je zwaartekracht aan in newton.

Slide 15 - Diapositive

Zwaartekracht
Als je de massa van een voorwerp weet, kun je de zwaartekracht berekenen. Daarvoor gebruik je de formule:

zwaartekracht = massa × 10
Fz = m x g

Je moet de massa invullen in kilogram (kg). 
Als de massa gegeven is in gram (g), 
moet je de massa eerst omrekenen naar kg.                                   

  • 1000 g = 1 kg

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeldopdracht 1
Een courgette heeft een massa van 550 g.
Bereken hoe groot de zwaartekracht is die op de courgette werkt.
Gegevens
massa = 550 g = 0,550 kg (delen door 1000)


Gevraagd
zwaartekracht = ? N


  • Uitwerking
  • zwaartekracht = massa × 10
  • zwaartekracht = 0,550 × 10 = 5,50 N
  • De zwaartekracht op de courgette is dus 5,50 N

Slide 17 - Diapositive

Massa
Als je op een weegschaal gaat staan, geeft de weegschaal je massa aan in kilogrammen. 
In de weegschaal zit een veer of een krachtsensor. 
De weegschaal is dus een krachtmeter, die aangeeft hoe groot de zwaartekracht is die op je werkt.

De weegschaal rekent de zwaartekracht om naar massa.
massa = zwaartekracht : 10

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeldopdracht 2
Jason staat op een weegschaal. De weegschaal meet dat er een zwaartekracht van 660 N op Jason werkt.
Bereken hoe groot de massa van Jason is.
gegevens:
zwaartekracht = 660 N

gevraagd:
massa = ? kg


  • Uitwerking
  • massa = zwaartekracht : 10
  • massa = 660 : 10 = 66 kg
  • De massa van Jason is dus 66 kg.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive