Wat het verschil tussen directe en indirecte ruil is.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H2.1 Pinpas of portemonnee?
Leerdoelen:
In welke twee vormen geld voorkomt.
Hoe je een nieuwe saldo berekent.
Wat het verschil tussen directe en indirecte ruil is.
Slide 1 - Diapositive
Directe ruil en indirecte ruil
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
2 vormen van geld:
chartaal geld en giraal geld
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
0
Slide 6 - Vidéo
Elektronisch betalen
o
Betalen via internet (tablet of pc) of met je telefoon
Slide 7 - Diapositive
Saldo = bedrag dat op je bankrekening/account staat
Slide 8 - Diapositive
Saldo berekenen
Slide 9 - Diapositive
Saldo berekenen voorbeeld
Slide 10 - Diapositive
Directe ruil
Indirecte ruil
Joanne koopt in de winkel een taart van 5 euro.
Kim geeft bijles aan Saar en in ruil daarvoor lakt Saar de nagels van Kim.
Tim doet klusjes in de tuin bij zijn tante. Als hij voldoende klusjes heeft gedaan krijgt hij een nieuwe telefoon.
Slide 11 - Question de remorquage
Het saldo op mijn bankrekening is 460 euro. Ik neem 50 euro op bij een bankautomaat. Mijn chartaal geld...
A
Stijgt
B
Daalt
Slide 12 - Quiz
Het saldo op mijn bankrekening is 460 euro. Ik neem 50 euro op bij een bankautomaat. Mijn giraal geld...
A
Stijgt
B
Daalt
Slide 13 - Quiz
Op vrijdag is mijn saldo 95 euro. Donderdag heb ik bij de Action 12 euro uitgegeven. Woensdag heb voor oppassen 8 euro gekregen. Wat was mijn saldo op dinsdag?
A
91 euro
B
99 euro
C
107 euro
D
103 euro
Slide 14 - Quiz
Dit is een voorbeeld van elektronisch betalen:
A
Betalen met iDeal voor een online bestelling
B
Betalen met een 5 euro biljet bij de Jumbo
C
Geld overmaken naar Zalando nadat iets afgeleverd is
D
Een tikkie naar je vriend te sturen
Slide 15 - Quiz
Indirecte ruil
Directe ruil
Slide 16 - Question de remorquage
Bart betaalt met zijn creditcard. Hier is sprake van elektronisch betalen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Bart zet geld op zijn Playstationaccount. Hier is sprake van elektronisch betalen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Wat is een voorbeeld van directe ruil?
A
Fruit ruilen tegen groente
B
Kleding verkopen op de markt
C
een auto kopen
D
Kleding verkopen op marktplaats
Slide 19 - Quiz
Sofian rekent bij de kassa af met een briefje van 5. Hier is sprake van...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 20 - Quiz
Brian wast de auto van Marianne. Marianne maakt daarom een pannenkoek voor Brian.
Je saldo was € 250,- Je hebt nieuwe sportschoenen gekocht voor € 125,- en een trainingspak voor € 200,-. Van je ouders kreeg je € 100,- kleedgeld. Wat is je nieuwe saldo?