6.2 de bloedsomloop & 6.3 de bloedvaten

13 de bloedsomloop bloedvaten
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

13 de bloedsomloop bloedvaten

Slide 1 - Diapositive

Planning:
Herhalen basisstof 1
Leerdoelen basisstof 2 en basisstof 4
Uitleg/keuze
Aan de slag
Afronden

Slide 2 - Diapositive

Bloedplasma
A
vervoert afvalstoffen en voedingsstoffen
B
zorgt voor stolling
C
bevat hemoglobine
D
bestrijdt ziekteverwekkers

Slide 3 - Quiz

Rode bloedcellen
A
vervoeren zuurstof
B
zorgen voor stolling
C
bevatten fibrogeen
D
bestrijden ziekteverwekkers

Slide 4 - Quiz

Planning:
Herhalen basisstof 1
Leerdoelen basisstof 2 en basisstof 3
Uitleg/keuze
Aan de slag
Afronden

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen:
- Ik ken de taak van de grote en de kleine bloedsomloop.
- Ik weet het verschil tussen de verschillende bloedvaten
(hun vorm en functie)
- Ik kan de bloedvaten bij hun naam noemen.

Slide 6 - Diapositive

Bloedvaten
Slagader
Haarvaten
Aders

Slide 7 - Diapositive

Slagaders
- Slagaders vervoeren het bloed van het hart af.
- Bloed in de slagaders bevat veel zuurstof.
- De bloedruk in de slagaders is hoog. 
- De wanden van de slagaders zijn dik en elastisch.
- Slagaders liggen diep in het lichaam.

Slide 8 - Diapositive

Aders
  hebben aderkleppen
- zitten vooral in aders in je armen en benen
- zorgen ervoor dat het bloed in de aders niet terugstroomt naar de organen
- vervoeren meestal zuurstofarm bloed

Slide 9 - Diapositive

Longslagader
Longader
Uitzonderingen:

Slide 10 - Diapositive

Kenmerken bloedvaten
Wand
Bloeddruk
Kleppen
Slagader
Dik en gespierd
Hoog (zelfde als hartslag)
Nee
Haarvat
Heel dun (1 cellaag)
Heel laag
Nee
Ader
Dun
Laag
Ja

Slide 11 - Diapositive

Van slagader naar ader
Ader
Slagader
Haarvat

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Naamgeving van aders en slagaders
(naam orgaan)+ ader
of
(naam orgaan) + slagader
er zijn

Let op de uitzonderingen.

Slide 14 - Diapositive

De bloedsomloop
De weg hoe het bloed door het lichaam stroomt.

2 bloedsomlopen:

  • Kleine bloedsomloop
  • Grote bloedsomloop

Slide 15 - Diapositive

kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop

Slide 16 - Diapositive

Dubbele bloedsomloop
Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart.

1x  -> hart - longen - hart
1x  -> hart - lichaam - hart

Dit noemen we een dubbele bloedsomloop

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Aan de slag!
Pak je boeken er bij.
Lees BS 2 goed door.

maak: 10, 11, 22, 24, 29, 31, 32




Slide 19 - Diapositive

Huiswerk en evaluatie
Weet jij nu hoe de meeste vloedvaten heten?

Wijs de halsslagader eens aan en de nierader.

HW. Afmaken de opdrachten.

Slide 20 - Diapositive

Thuis oefenen
Oefen de bloedvaten met biologiepagina.nl

Slide 21 - Diapositive

Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat de bloedsomloop bestaat uit slagaders en haarvaten.
B
Omdat het bloed per hartslag twee keer door de longen stroomt.
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt.
D
Omdat per hartslag zuurstofarm en zuurstofrijk bloed door het hart stroomt.

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is de bloedsomloop van een ara schematisch getekend.
Behoren de longen van de ara tot de grote bloedsomloop of tot de kleine bloedsomloop?
A
tot de grote bloedsomloop
B
tot de kleine bloedsomloop

Slide 23 - Quiz

Een bloedvat voert bloed van de aorta naar de lever. Wat is de naam van dit bloedvat
A
leverslagader
B
poortader
C
leverader
D
haarvat

Slide 24 - Quiz

Ik ken de taak van de grote en de kleine bloedsomloop.
Nee, want ik ben er nog niet mee bezig geweest
Alleen van de kleine bloedsomloop
Alleen van de grote bloedsomloop
Jazeker! Van de dubbele bloedsomloop.

Slide 25 - Sondage

Ik kan informatie geven over aders en slagaders. (onderscheid in ligging, bloeddruk, bouw van de wand, wel/geen kleppen, verhouding O2 en CO2.
Nee, daar ben ik nog niet aan toe gekomen
Ik kan één verschil benoemen
Ik kan 2 verschillen benoemen
Ik kan de verschillen benoemen

Slide 26 - Sondage

Ik kan de bloedvaten bij hun naam noemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage