2VWO Grammaire chapitre 2

herhaling 
T2/G2
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

herhaling 
T2/G2

Slide 1 - Diapositive

Passé composé
Chapitre 1

Slide 2 - Diapositive

Zet in de goede vorm van de PC:
Je/j' (manger) un couscous.

Slide 3 - Question ouverte

Zet in de goede vorm van de PC:
Vous (commander) de l'eau.

Slide 4 - Question ouverte

Zet in de goede vorm van de PC:
Selma et Louise (adorer) le film.

Slide 5 - Question ouverte

Jij hebt gekeken =
Tu (donner)

Slide 6 - Question ouverte

Wij hebben gekeken =
Nous (regarder)

Slide 7 - Question ouverte

Florian heeft gewerkt =
Florian (travailler)

Slide 8 - Question ouverte

Et maintenant..
De vorige opgaven gaan over de passé composé bij regelmatige werkwoorden die eindigen op -er. Bij de onregelmatige werkwoorden leer je het VD uit je hoofd:

AVOIR (=hebben): EU (=gehad)
ÊTRE (=zijn): ÉTÉ (=geweest)
FAIRE (=doen/maken): FAIT (=gedaan/gemaakt)

Slide 9 - Diapositive

Comment dire?
Jij hebt gedaan = Tu .....
A
as été
B
as fait
C
a été
D
a fait

Slide 10 - Quiz

Comment dire?
Wij hebben gehad = Nous .....
A
avons eu
B
avez eu
C
avons été
D
avez été

Slide 11 - Quiz

Comment dire?
Ik ben geweest = J' .....
A
ai eu
B
as eu
C
ai été
D
as été

Slide 12 - Quiz

Traduis:
Hij heeft gehad

Slide 13 - Question ouverte

Traduis:
Jullie hebben gedaan

Slide 14 - Question ouverte

Traduis:
U hebt gemaakt

Slide 15 - Question ouverte

Traduis:
Zij is geweest

Slide 16 - Question ouverte

Traduis:
De ouders zijn geweest

Slide 17 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord
Chapitre 1 (herhaling klas 1)

Slide 18 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord (1)
Bij de volgende BZV moet je rekening houden met: mannelijk/vrouwelijk, enkelvoud/meervoud, klinker/medeklinker

MIJN = mon, ma, mes
JOUW = ton, ta, tes
ZIJN/HAAR = son, sa, ses

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Choisis le bon mot:
(mijn) parents
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 21 - Quiz

Choisis le bon mot:
(zijn) ami
A
son
B
sa
C
ses

Slide 22 - Quiz

Choisis le bon mot:
(haar) amies
A
son
B
sa
C
ses

Slide 23 - Quiz

Remplis le bon mot:
(jouw) grand-mère
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 24 - Quiz

Remplis le bon mot:
(jouw) père

Slide 25 - Question ouverte

Remplis le bon mot:
(mijn) livres

Slide 26 - Question ouverte

Remplis le bon mot:
(zijn) hôtel

Slide 27 - Question ouverte

Remplis le bon mot:
(zijn) maison

Slide 28 - Question ouverte

Remplis le bon mot:
(jouw) enfants

Slide 29 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord (2)
Bij de volgende hoef je alleen rekening te houden met enkelvoud en meervoud.

ONZE = notre, nos
JULLIE/UW = votre, vos
HUN = leur, leurs

Slide 30 - Diapositive

Choisis le bon mot:
(onze) voiture
A
notre
B
nos
C
votre
D
vos

Slide 31 - Quiz

Choisis le bon mot:
(uw) vélo
A
notre
B
nos
C
votre
D
vos

Slide 32 - Quiz

Choisis le bon mot:
(jullie) voitures
A
notre
B
nos
C
votre
D
vos

Slide 33 - Quiz

Choisis le bon mot:
(hun) enfants
A
leur
B
leurs
C
votre
D
vos

Slide 34 - Quiz

Choisis le bon mot:
(hun) prof
A
leur
B
leurs
C
votre
D
vos

Slide 35 - Quiz

Remplis le bon mot:
(jullie) mère

Slide 36 - Question ouverte

Remplis le bon mot:
(hun) famille

Slide 37 - Question ouverte

Remplis le bon mot:
(ons) maison

Slide 38 - Question ouverte