B&F, rekenen, blok 4 week 2 les 3

Rekenen
Blok 4 week 2 les 3

Doelen:
1. gewichtsmaten, lengtematen en inhoudsmaten.
2. cirkeldiagram
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Rekenen
Blok 4 week 2 les 3

Doelen:
1. gewichtsmaten, lengtematen en inhoudsmaten.
2. cirkeldiagram

Slide 1 - Diapositive

Gewichten

Slide 2 - Diapositive

Bij gewichten kun je ook komma getallen hebben.
Van Kilo naar gram zijn 3 stappen.
Dus 0,5 kilo is 500 gram.
22,5 kilo is 22 kilo en 500 gram (0,5kilo=500gram)
22,6 kilo is 22 kilo en 600 gram (0,6kilo=600 gram)

Slide 3 - Diapositive


Slide 4 - Question ouverte

2500gram =
A
250 kilo
B
2,5 kilo
C
25 kilo
D
0,25 kilo

Slide 5 - Quiz

Inhoud

Slide 6 - Diapositive

Bij inhoud kun je ook komma getallen hebben.
Van Liter naar milliliter zijn 3 stappen.
Dus 0,5 liter is 500 milliliter.
22,5 L is 22 liter en 500 Milliter (0,5L=500ML)
22,6 L is 22 Liter en 600 Milliliter (0,6L=600ML)

Slide 7 - Diapositive

Aanvullen tot 1 Liter
20 centiliter + ....................centiliter = 1 liter

Maten gelijkmaken: 1 liter is 100 centiliter

20 centiliter + .......................  centiliter = 100 centiliter/1 liter)

Antwoord: 80

Slide 8 - Diapositive


Slide 9 - Question ouverte

Aanvullen tot 1 kilo(kg)

400 gram +....... gram= 1 kilo(1000gram)
A
60 gram
B
6000 gram
C
600 gram
D
500 gram

Slide 10 - Quiz

Aanvullen tot 5 kilo (kg)

2500 gram +........... = 5 kilo(5000gram)
A
250 gram
B
2500 gram
C
2600 gram
D
260 gram

Slide 11 - Quiz

Lengtematen

Slide 12 - Diapositive

3 meter =
A
300 cm
B
30 cm
C
3000 cm
D
0,3 cem

Slide 13 - Quiz

70 cm =
A
700 dm
B
7 dm
C
0,7 dm
D
7000 dm

Slide 14 - Quiz

950 mm=
A
95 dm
B
950 dm
C
9,5 dm
D
0,95 dm

Slide 15 - Quiz

5 dl =
A
50 cl
B
500 cl
C
0,5 cl

Slide 16 - Quiz

190 ml=
A
1,9 cl
B
19 cl
C
1900 cl
D
0,19 cl

Slide 17 - Quiz

Cirkeldiagram aflezen
De manege heef 60 dieren. Een kwart 60:4=15 
En 15:3= 5

Slide 18 - Diapositive

Van welke dieren zijn er het meest?
A
veulens
B
paarden
C
shetlandpony's
D
pony's

Slide 19 - Quiz

Van welke dieren zijn er het minste?
A
veulens
B
paarden
C
shetlandpony's
D
pony's

Slide 20 - Quiz

Hoeveel shetlandpony's+
veulens zijn er?
A
15 + 10
B
15 + 15
C
15 + 5
D
15 + 20

Slide 21 - Quiz

Hoeveel pony's zijn er?
A
15
B
20
C
25
D
30

Slide 22 - Quiz

Een kwart: 100:4=25

Slide 23 - Diapositive

100:4=25 

Slide 24 - Diapositive

Welke leeftijdsgroep heeft de meeste ruiters?
A
5-10 jr
B
10-15 jr
C
15-20jr
D
20-30 jr

Slide 25 - Quiz

Hoeveel ruiters zijn er ouder dan 30 jaar?
A
10
B
15
C
20
D
25

Slide 26 - Quiz

Er zijn 60 dieren, ze worden verdeeld over 6 hokken.  

Hoeveel is 1 hok waard?
60:6= 10 

Dus 2 hokken zijn 20 dieren 
(10x2 of 10+10)

En 3 hokken zijn 30 dieren. 

Slide 27 - Diapositive

Hoe ging de les?
A
Makkelijk
B
Moeilijk
C
Gemiddeld

Slide 28 - Quiz

Goed gewerkt

Slide 29 - Diapositive