lidwoord zelfstandignaamwoord werkwoord

1 / 14
suivant
Slide 1: Vidéo
SpellingBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Lidwoord: de - het - een
Werkwoord: iets wat je kan doen
Zelfstandig naamwoord: mens, dier, ding of plant.

Slide 2 - Diapositive

Wat is het werkwoord in de volgende zin:

Het meisje rent naar het plein.
A
rent
B
meisje
C
naar
D
plein

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de lidwoorden in de volgende zin:

Het meisje rent naar het plein.


A
meisje - Het
B
rent - het
C
plein - naar
D
Het - het

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in de volgende zin:

Het meisje rent naar het plein.
A
meisje - plein
B
naar - rent
C
Het - het
D
meisje - naar

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord staat er in de volgende zin:

De koeien staan in de wei.

Slide 6 - Question ouverte

Welke lidwoorden staan er in de volgende zin:

De koeien staan in de wei.

Slide 7 - Question ouverte

Welke zelfstandige naamwoorden staan in de volgende zin:

De koeien staan in de wei.

Slide 8 - Question ouverte

De juf koopt snoepjes

Wat is een lidwoord?
A
De
B
koopt
C
juf
D
snoepjes

Slide 9 - Quiz

De juf koopt snoepjes

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
De
B
koopt
C
juf
D
snoepjes

Slide 10 - Quiz

De juf koopt snoepjes

Wat is een werkwoord?
A
De
B
koopt
C
juf
D
snoepjes

Slide 11 - Quiz

Ik weet wat een lidwoord is.
ja
nee

Slide 12 - Sondage

Ik weet wat een zelfstandig naamwoord is.
ja
nee

Slide 13 - Sondage

Ik weet wat een werkwoord is.
ja
nee

Slide 14 - Sondage