Restvragen Schrijven 2F

Restvragen Schrijven 2F
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Restvragen Schrijven 2F

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
Titel & inleiding
Een verslag begint met een titel. Daarna komt de inleiding.

  • Maar wat is een goede titel en wat staat er in een inleiding?

Slide 2 - Diapositive

Wat staat er in een
titel en inleiding?

Slide 3 - Carte mentale

Vandaag
Titel & inleiding
Titel
  • In een paar woorden waar de tekst over gaat  
  • De aandacht trekken van de lezer

Inleiding
  • Het onderwerp introduceren
  • De lezer nieuwsgierig maken naar de rest van de tekst
  • De inleiding op het schrijfexamen is ongeveer tussen 3 en 6 zinnen

Slide 4 - Diapositive

Vandaag
Titels: waarom goed/niet goed
  • Aktiesport --> te kort. Het is niet duidelijk waar de tekst over zal gaan. 
  • Dit is wat heb geleerd op mijn stage. --> te lang. Gebruik steekwoorden. Gebruik geen leestekens.
  • Mijn stage --> deze is minder fout dan de vorige 2, maar het onderwerp kan iets duidelijker naar voren komen.

Slide 5 - Diapositive

Vandaag
Titels: waarom goed/niet goed
  • Mijn ervaringen op stage --> goede lengte (4 woorden). Het is duidelijk waar de tekst over zal gaan.

  • Tips voor jouw stage --> goede lengte. Het is duidelijk waar de tekst over zal gaan.


Slide 6 - Diapositive

De inleiding

Slide 7 - Diapositive

Vandaag
Inleiding: het onderwerp introduceren
  • Waarom schrijf je? (aanleiding)
  • Waar gaat de tekst over: vertel de lezer wat hij/zij gaat lezen. (korte samenvatting)
  • Stel een vraag in de inleiding. In de tekst geef je antwoord op die vraag. (vraagstelling)
  • Trek de aandacht met een stukje voorgeschiedenis, een quote/uitspraak of een anekdote. (aandacht trekken)

Slide 8 - Diapositive

Vandaag
Voorbeelden
Moet je binnenkort een stagebedrijf zoeken? En weet je nog niet precies wat je kan verwachten? In dit verslag vertel ik over mijn stageperiode bij de C&A. Ik hoop dat je dan een beter beeld hebt van een stage als verkoper.
Een inleiding met een vraagstelling

Slide 9 - Diapositive

Vandaag
Voorbeelden
Op mijn eerste stagedag bij de Van Mossel, was ik erg nerveus. Ik kende niemand en ik wist nog niet precies wat ik kon verwachten. Maar inmiddels loop ik al een half jaar stage bij dit mooie bedrijf. Nerveus zijn was nergens voor nodig. Ik zal je vertellen waarom.
Een inleiding die de aandacht trekt: voorgeschiedenis, anekdote of quote

Slide 10 - Diapositive

Vandaag
Slot: de laatste alinea
  • Heeft samenhang met de inleiding.
  • Geef antwoord op de vraag, een conclusie, een advies of een korte samenvatting van het belangrijkste uit je artikel. 
  • Soms wordt de hoofdgedachte uit de inleiding herhaald.

Slide 11 - Diapositive

3. Taalgebruik aanpassen
Formeel taalgebruik:
  • duidelijk (de lezer kan de tekst in één keer begrijpen).
  • kort & bondig (de tekst bevat geen overbodige informatie).
  • beleefd (de tekst toont respect voor de lezer, vooral door de woordkeuze).
  • correct 

Informeel taalgebruik:
  • spreektaal (je schrijft zoals je spreekt).
  • taalgebruik is 'losjes' (voor vrienden, kennissen).

Slide 12 - Diapositive

Wat ga je als eerste doen als je een artikel gaat schrijven?

Slide 13 - Carte mentale

Het schrijfplan invullen!
Tussenkopje
Tussenkopje
Steekwoorden
Belangstelling wekken
Onderwerp aankondigen
Steekwoorden
Steekwoorden

Slide 14 - Diapositive