Kennis 2

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 4

Wanneer is een hypothecair krediet een mooi optie binnen WFT Cons?

1. Als een cliënt een huis gaat kopen
2. Als een cliënt de maximale hypotheek heeft, maar nog een overwaarde heeft
3. Als er nog ruimte is binnen de hypothecaire inschrijving en een groot bedrag gewenst is
4. Als een cliënt een bedrag van minder dan € 5.000 wil lenen en nog ruimte heeft in zijn hypotheek

Welke kosten zijn NIET gekoppeld aan een hypothecair krediet?

1. Notariskosten voor hypothecaire inschrijving
2. Advies- en bemiddelingskosten
3. Taxatierapport voor je woning
4. Afsluitprovisie

Een overbruggingskrediet is bedoeld voor...

1. Een nieuw huis te kopen, zolang het oude huis nog niet verkocht is
2. De jaren voorafgaand aan je pensioenleeftijd overbruggen middels een lening
3. Als je een betalingsachterstand hebt en die met een ander krediet wilt inlossen
4. Als je van de ene baan naar de andere gaat, maar tijdelijk geen inkomen hebt

Een positieve/negatieve hypotheekverklaring is...

1. Een verklaring van de bank dat je per saldo meer woningwaarde hebt dan je hypotheek
2. De lener belooft zijn pand niet te verkopen zonder toestemming bank en geen hypotheek extra te nemen, behalve van de bank zelf
3. De lener verklaart dat hij altijd positief zal blijven staan op zijn rekening, nooit negatief
4. De bank verklaart dat de lener altijd geld mag opnemen, zolang de overwaarde positief is

Wat is bij het oversluiten van een lening een schijnvoordeel?

1. Als je bij je nieuwe lening een lagere rente krijgt
2. Als je nieuwe lening door een langere looptijd lagere lasten heeft, maar eigenlijk over de hele looptijd duurder is
3. Als je nieuwe lening weliswaar goedkoper is over de hele looptijd, maar wel hogere maandlasten
4. Als je de nieuwe lening laat zien, zonder de boeterente te vermelden die je wel in rekening brengt

Welke stelling is juist:
1. hoe hoger het krediet, hoe hoger de rente
2. Hoe groter het kredietrisico, hoe hoger de rente

1. Alleen stelling 1
2. Alleen stelling 2
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Welke volgorde klopt van laag naar hoog als we kijken naar rente per categorie?

1. Koop op afbetaling - huurkoop - roodstaan en persoonlijke lening - effectenkrediet - hypotheek
2. hypotheek - roodstaan en persoonlijke lening - effectenkrediet - huurkoop - koop op afbetaling
3. hypotheek - effectenkrediet - roodstaan en persoonlijke lening - koop op afbetaling - huurkoop
4. hypotheek - effectenkrediet - roodstaan en persoonlijke lening - huurkoop - koop op afbetaling

Wat staat er in het klantprofiel?

1. Waar de klant doorgaans geld aan uitgeeft
2. De hobby's van een klant
3. Voorkeuren van een klant, zoals politiek
4. Financiële positie, wensen en eisen van een klant

Waarom is kennis en ervaring van het product relevant?

1. Dit moet van de AFM
2. Omdat je dan weet in hoeverre het product passend is en je extra uitleg moet geven
3. Kennis en ervaring is helemaal niet relevant
4. Dit is alleen van belang als de klant gaat lenen op beleggingsbasis

Welke mogelijke informatie is nog van belang voor je advies?

1. Verandering van gezinssamenstelling
2. Mogelijke uitkering van een levensverzekering
3. Is cliënt al eerder getrouwd geweest?
4. Alle antwoorden zijn goed

Het recht op WW vervalt niet als...

1. je tijdens de WW een ziektewetuitkering krijgt
2. je voor vakantie in het buitenland verblijft
3. je in de gevangenis komt
4. als je de AOW leeftijd bereikt

Hoe hoog is de WW?

1. de eerste twee maanden 75%, daarna 70%
2. de eerste drie maanden 75%, daarna 70%
3. de eerste twee maanden 80%, daarna 70%
4. de eerste drie maanden 80%, daarna 70%

Wat is het fictieve arbeidsverleden?

1. als je zwart hebt gewerkt in het verleden
2. als je als stagiair hebt gewerkt in het verleden
3. alle jaren die je boven de 18 was voor 1997
4. alle jaren dat je niet gewerkt hebt voor 1997

Wat is feitelijk arbeidsverleden?

1. alle jaren dat je voor 1997 echt gewerkt hebt
2. vanaf 1998 tot 2010: alle jaren dat je minimaal 52 dagen loon kreeg
3. Vanaf 2013: alle dagen dat je minimaal 52 dagen loon kreeg
4. Vanaf 2013: een jaar telt mee bij minimaal 208 loonuren

Je hebt korter dan 10 jaar gewerkt. Hoeveel maanden krijg je WW?

1. voor ieder jaar 1 maand
2. voor ieder jaar een halve maand
3. voor ieder jaar 2 maanden
4. je krijgt geen ww

Je hebt tussen 10 en 24 jaar gewerkt. Hoelang krijg je WW?

1. Voor ieder jaar 1 maand
2. Voor ieder jaar tot 2016 1 maand, vanaf 2016 een halve maand
3. Voor ieder jaar tot 2016 2 maanden, vanaf 2016 1 maand
4. Voor ieder jaar tot 2016 een halve maand, vanaf 2016 1 maand