11.1 Eigenschappen en chromosomen

Wat weet je al over het onderwerp erfelijkheid?
Erfelijkheid
1 / 38
suivant
Slide 1: Carte mentale
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je al over het onderwerp erfelijkheid?
Erfelijkheid

Slide 1 - Carte mentale

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive


Waardoor wordt je fenotype beïnvloed?
A
Genotype
B
Omgeving
C
Jezelf
D
Zowel A, B als C

Slide 10 - Quiz

Hoe is het fenotype bepaald?
Alleen door het genotype
Alleen door de omgeving
Door het genotype EN de omgeving
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Een piercing 
Behaarde armen
Een litteken
Wibi kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen
Messi is een goede voetballer

Slide 11 - Question de remorquage

Bekijk de jonge slang uit Australië
Sleepvraag 1
Sleepvraag 2
genotype
fenotype
door omgevings
factoren
op het moment 
van de bevruchting
genotype 
en
fenotype

Er zijn 3 ogen te zien in het

Dit uiterlijk is ontstaan 

Slide 12 - Question de remorquage

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Waar in de cel bevinden zich de chromosomen?
A
In het cytoplasma
B
In de celkern
C
In het DNA

Slide 15 - Quiz


Wat is de beste omschrijving van chromosomen?
A
Erfelijke eigenschappen
B
Genen
C
Opgerold DNA
D
Opgerolde sliertjes in de celkern

Slide 16 - Quiz


Waar zitten je cellen?
A
Voornamelijk in je organen
B
Overal in je lichaam
C
Voornamelijk in je hersenen
D
Alleen in je weefsel

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive


Hoeveel paar chromosomen heeft elke mens in zijn cellen?
A
23
B
46

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive


Hiernaast zie je een deel van de chromosomenkaart van een mens.
Je ziet hier een deel van de chromosomen van een jongen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Een persoon heeft 2 keer een X gekregen in het 23e chromosomenpaar, is deze persoon een meisje of een jongen?
A
Meisje
B
Jongen

Slide 23 - Quiz

Dit is de chromosomenkaart van een ....
A
Vrouw
B
Man

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Je kunt het genotype van de mens aanpassen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Een veldmuis heeft 46 chromosomen in een lichaamscel.
Is het genotype gelijk aan dat van een mens?
A
Ja
B
Alleen bij de bevruchting, daarna niet meer
C
Nee, de erfelijke informatie op de chromosomen is anders
D
Ja, de erfelijke informatie op de chromosomen is gelijk als die van een mens

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive


Wat is de beste omschrijving van het genoom.
A
Alle genen op je chromosomen samen
B
Al het DNA aanwezig in het lichaam
C
Heel het genotype samen
D
Heel het fenotype samen

Slide 30 - Quiz

Welke volgorde van klein naar groot is juist?
A
Gen - DNA - chromosoom - celkern
B
DNA - gen - chromosoom - celkern
C
Gen - chromosoom - DNA - celkern
D
DNA - chromosoom - gen - celkern

Slide 31 - Quiz

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan?
En hetzelfde genotype?
A
Alleen hetzelfde fenotype
B
Alleen hetzelfde genotype
C
Zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 32 - Quiz

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 33 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
46 paren dus 92 in totaal
B
23 chromosomen, 46 paren
C
23 paren dus 46 in totaal
D
44 paren, 22 chromosomen

Slide 34 - Quiz

Is het fenotype gelijk gebleven?
Is het genotype gelijk gebleven?
A
1. Nee 2. Ja
B
1. Ja 2. Nee
C
1. Nee 2. Nee
D
1. Ja 2. Ja

Slide 35 - Quiz

Fenotype
Genotype

Slide 36 - Question de remorquage

genotype kan veranderen
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive