Week 5 - werkwoordspelling les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Nederlands

Module spelling - les 3

Werkwoordspelling

Agenda

• Terugblik vorige les
• Leerdoelen
• Klankvast werkwoord 
• ’t Kofschip/ 't Sexy fokschaap 
• Klankveranderend werkwoord
• Huiswerk

Terugblik vorige les

• Stam, aangepaste stam en ik-vorm
• Tegenwoordige tijd
• Je/Jij achter de persoonsvorm

Opdracht 28 blz 26

1. Helpt
2. Bied
3. Brandt
4. Heeft
5. Verrast
6. Landt

Opdracht 28 blz 26

1. Word
   
2. e-mailt
   
3. kluift
   
4. peinzen
   
5. vindt
   
6. wordt

Opdracht 30 blz 27

1. - 
2. verbaast 
3. -
4. -
5. word
6. rijdt 

Leerdoelen

• Je weet wat een klankvast of regelmatig werkwoord is.
• Je weet wat een klankveranderend of onregelmatig werkwoord is.
• Je kunt het ezelsbruggetje ’t kofschip/ t sexy fokschaap toepassen.

Klankvast werkwoord

• Zwakke werkwoorden
• Krijgt in de verleden tijd -te/-ten of -de/-den bij de ik-vorm.
• Werken/ik werk/ik werkte
• Antwoorden/ik antwoord/ik antwoordde
• Om te bepalen of je -te(n) of -de(n) gebruikt, kun je het ezelsbruggetje van ’t kofschip/ t sexy fokschaap gebruiken. 

Klankvast werkwoord

Even oefenen....

Gisteren (stoppen) ik niet voor het rode stoplicht.

1. Stoppte
2. Stopte
3. Stopde
4. Stop

Hij (boffen) vorige week met zijn verjaardagcadeau.

1. Bofte
2. Boffte
3. Bofde
4. Boft

Vorig jaar (verhuizen) mijn vriendin naar Maastricht.

1. verhuiste
2. verhuisten
3. verhuisde
4. verhuisden

In oktober (verven) wij die muur in de kamer blauw.

1. verften
2. verfte
3. verfden
4. verfde

Klankveranderende werkwoorden

• Sterke werkwoorden
• Geen vaste regels, op gevoel/gehoor.
• Lopen/ ik loop /ik liep
• Hebben/ ik heb / ik had 

Welke sterke werkwoorden ken je?

Even oefenen....

Gisteren (lopen) hij naar school.

1. Loopte
2. Loopde
3. Liep
4. Liepde

Vorige week (bezoeken) ik mijn oma.

1. Bezoekte
2. Bezocht
3. Bezoekde
4. Bezoek

Afgelopen vrijdag (strijken) mijn moeder de overhemden van mijn vader.

1. Strijkte
2. Strijkde
3. Streekte
4. Streek

Vorig seizoen (winnen) ons team alle wedstrijden.

1. Winden
2. Wonnen
3. Winte
4. Won

Huiswerk

Opdracht 22 blz 72

Opdracht 23 blz 73