3H: H1 - Bron D + H

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3-5

3HAVO - "rep" prep

Repetitie voorbereiding:

Hoofdstuk 1

 Bron D: het bijvoeglijk naamwoord

Bron H: regelmatige werkwoorden -re

Onderdeel 1

De regelmatige werkwoorden op -re

de présent

de passé composé

Combine les verbes!

attendre

entendre

perdre

rendre

répondre

vendre

antwoorden

horen

teruggeven

verliezen

verkopen

wachten

Regelmatige ww op -re (2)

VENDRE (= verkopen)   - Présent = tegenwoordige tijd                         Je vends

Tu vends

Il/elle/on vend

Nous vendons

Vous vendez

Ils/elles vendent

Attention! Twee regels:

1) STAM = hele ww - RE

2) STAM+ UITGANG

Kies de goede vorm van het ww.
Tu (vendre, présent) ta maison.

1. vends
2. vend
3. vendons
4. vendez

Kies de goede vorm van het ww.
Paul (attendre, présent) ses parents.

1. attends
2. attend
3. attendons
4. attendent

Kies de goede vorm van het ww.
Vous (répondre, présent) au mail.

Regelmatige ww op -re (3)

VENDRE (= verkopen)   - Passé composé = verleden tijd

J'ai vendu                             Ik heb verkocht

Elle a répondu                    Zij heeft geantwoord

Nous avons attendu        Wij hebben gewacht

Wat gebeurt er hierboven? Wat is de regel ook alweer?

Zet in de juiste vorm.
Tu (répondre, passé composé)

Zet in de juiste vorm.
Max (rendre, passé composé) le livre.

Zet in de juiste vorm.
Vous (perdre, passé composé).

Onderdeel 2

Het bijvoeglijk naamwoord

algemene regels

uitzonderingen

bijvoeglijke naamwoorden in het Frans

Bijvoeglijke naamwoorden

Ma matière préférée est l'histoire.

Mon prof préféré est Monsieur x.

Pourquoi?

Parce que l'histoire est ...

Parce qu'il est ...

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijwoord
4. voorzetsel

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)

Let op bij klinkerbotsing

nouveau wordt nouvel

un nouvel ami

beau wordt bel

un bel hôtel

vieux wordt vieil

un vieil homme

;

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain

1. nouveau
2. nouvelle
3. nouveaux
4. nouvelles

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Vertaal:
C'est une (lange) _________ route pour aller à Paris.

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. 

Behalve het rijtje hieronder, de zogenaamde 12 musketiers. Die moet je uit je hoofd leren. Alleen deze staan dus VOOR het zelfstandig naamwoord:

Bon / Beau / Joli

Haut / long / petit

Jeune / grand

Vieux / mauvais 

Nouveau / Gros

une.... page......
(blanc)

un..... jean......
(nouveau)

une....actrice.......
(joli)

curieux, curieuse

malheureux, malheureuse

fou, folle

créatif, créative

léger, légère

lourd, lourde

rond, ronde

carré, carrée

indispensable 

dernier, dernière

occupé, occupée

amusant, amusante

stupide, stupide

petit, petite

timide, timide

mauvais, mauvaise

terrible, terrible

excellent, excellente

jeune, jeune

triste, triste

noir, noire

seul, seule

vrai, vraie

bon, bonne

préféré, préférée