Digital vocabulary teaching

Theme 2: School life 
School leven
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Theme 2: School life 
School leven

Slide 1 - Diapositive

What do you think
when you hear school life?
Waar denk je aan
als je school leven
hoort?

Slide 2 - Carte mentale

Today's schedule
Planning
- Discuss theme. 
- Wordlist A and B.
- Vocabulary exercises. 
- Quiz

Slide 3 - Diapositive

Today's goals:
Doelen van vandaag
- Bekend worden met woordjes over het schooolleven. 
- Oefenen met de nieuwe woordjes. 
- De woordjes goed genoeg kennen voor een quiz. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Exercise 1: What is the correct translation of the word? 
Wat is de juiste vertaling van het woord? 
  • Geef voor de volgende 4 woorden aan wat de juiste Nederlandse of Engelse vertaling is. 

Slide 9 - Diapositive

What is the Dutch
word for 'Borrow'?
A
Hebben
B
Lenen
C
Missen
D
Weggeven

Slide 10 - Quiz

What is the Dutch word
for 'Sweater'?
A
Zweten
B
Zweetband
C
Zoet
D
Trui

Slide 11 - Quiz

What is the Engish word
word for 'Gym'?
A
Gym
B
Gymnastiek
C
PE
D
Practice

Slide 12 - Quiz

What is the English
word for 'Leraar'?
A
Learner
B
Teacher
C
Principal
D
Pupil

Slide 13 - Quiz

Exercise 2: Match the words to the translations. 
  • Koppel de woorden aan de juiste vertaling. 

Slide 14 - Diapositive

Leerling

Stropdas
Aandacht
Kluisje
Moeilijkste
Vak
Attention
Hardest
Pupil 
Tie
Subject
Locker

Slide 15 - Question de remorquage

Exercise 3: Match the image to the subject. 
Koppel de schoolvakken aan het juiste plaatje. 

Slide 16 - Diapositive

English
Mathematics
Biology
PE
Dutch

Slide 17 - Question de remorquage

Exercise 4: Put the words in the correct word group. 
Zet de Engelse woorden in de juiste woordgroep. 
  • School stuff = Schoolspullen 
  • Subjects = Vakken
  • After school = Na schoolse activiteiten

Slide 18 - Diapositive

School stuff 
Subjects 
After school
Dutch
Book
Homework
PE kit
Pencil
Mathematics 

Slide 19 - Question de remorquage

Exercise 5: Translation time!
Schrijf de juiste vertaling van het Engelse of het Nederlandse woord. 
  • Vertaal Engels -> Nederlands
OF
  • Vertaal Nederlands -> Engels 
Tip!: Let op de spelling!

Slide 20 - Diapositive

What is the English translation for:
Pauze

Slide 21 - Question ouverte

What is the English translation for:
Boek

Slide 22 - Question ouverte

What is the English translation for:
Biologie

Slide 23 - Question ouverte

What is the English translation for:
Lenen

Slide 24 - Question ouverte

What is the Dutch word for:
Teacher

Slide 25 - Question ouverte

What is the Dutch word for:
Locker

Slide 26 - Question ouverte

What is the Dutch word for:
Classmate

Slide 27 - Question ouverte

What is the Dutch word for:
Attention

Slide 28 - Question ouverte

Write down as many English words about school life as you can.
Schrijf zoveel mogelijk van de geleerde Engelse woorden op.

Slide 29 - Question ouverte

Today's goals:
Doelen van vandaag
- Bekend worden met woordjes over het schooolleven uit onderdeel A en B. 
- De woordjes op verschillende manieren herkennen. 
- De woordjes goed genoeg kennen voor een spel. 

Slide 30 - Diapositive

Ik ben nu bekend met de woordjes van onderdelen A en B.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Ik kan de woordjes nu op verschillende manieren herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Ik ken de woordjes goed genoeg om een spel te doen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Final game: Jeopardy
Rules
  1. De klas wordt opgesplitst in 4 teams. 
  2. Ieder team krijgt om de beurt de kans om een van de vakken met punten te kiezen. Bij ieder vak hoort een opdracht. 
  3. Als de opdracht goed is uitgevoerd, krijgt het team de punten die op het kaartje staan. 
  4.  Klopt het antwoord niet, dan kan een ander team de puten stelen! 
  5. Het team met de meeste punten wint! 
100 pt: Vertaal een woord van het Engels naar het nederlands. 
200 pt: Vertaal een woord van het Nederlands naar het Engels. 
400 pt: Geef de spelling van het Engelse woord. 
500 pt: Maak een zin met het Engelse woord. 
Note: De docent pakt de woorden willekeurig uit de woordenlijst. 

Slide 34 - Diapositive

Final game: Jeopardy
100
100
100
100
100
200
200
200
200
200
400
400
400
400
400
500
500
500
500
500

Slide 35 - Diapositive