4m - L4 P1 - Verben: Präsens & start Perfekt

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

   Deutsch!    

4M 

Les 4 P1

Studienführer

Voorbereiding voor les 4:

maken: Aufgabe 1 t/m 5 van Grammatik

Verwerkingsopdrachten na les 4:
maken: Aufgabe 6 t/m 11 van Grammatik

Unterrichtsziele

- je kunt hulpwerkwoorden in de verleden tijd vervoegen

- je kunt Duitse (zwakke) werkwoorden vervoegen:

- tegenwoordige tijd

- voltooide tijd

Het werkwoord haben OVT

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

hatte

hattest

hatte

hatten

hattet

hatten

Het werkwoord sein OVT

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

war

warst

war

waren

waren

waren

Het werkwoord werden OVT

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

wurde

wurdest

wurde

wurden

wurdet

wurden

Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
schrijf het ezelsbruggetje op

De basisuitgangen

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

-e

-st

-t

-en

-t

-en

feesttenten

uitleg

Wat hebben we nodig voor de voltooide tijd?

- een hulpwerkwoord

> haben

> sein

- een voltooid deelwoord

Hoe ziet dat er in een zin uit?

Ich ......... im Ausland ................ .

Ich habe im Ausland gewohnt.

Ich .....  in die Türkei ........... .

Ich bin in die Türkei gereist.

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord hören?

1. er hat gehört
2. er hat gehörd

Wat is de juiste wir-vorm in Perfekt van het werkwoord 'glauben'?

Was hat er ........................ ?

1. geantwortet
2. geantwort
3. antwortet
4. geantwortt

Wat is de juiste du-vorm in Perfekt van het werkwoord 'antworten'?

Das Festival ist gut ... .

1. georganisiert
2. organisiert

Mein Bruder hat im Ausland

1. studiert
2. gestudiert

Zet "Hier passiert nichts." in Perfekt:

Zet 'Das interessiert mich." in Perfekt:

Vertaal: ik heb gereisd

1. ich habe gereisd
2. ich bin gereist

Ik heb gezeild = ich ... gesegelt

1. bin
2. habe

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'schwimmen'?

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'aussteigen'?

1. er ist ausstiegen
2. er hat ausstiegen
3. er ist ausgestiegen
4. es hat ausgestiegen

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'benutzen'?

Zet "Er legt sein Handy weg." in Perfekt:

Verwerkings-opdrachten

Verwerkingsopdrachten NA les 4:

maken: Grammatik Aufgabe 6 t/m 11