Villangues week 19.11 trappen van vergelijking

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
 
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit
  • mijn tas is op de grond
  • mijn mobiel is in het hotel
  • mijn boek, schrift/map en pen zijn op mijn tafel
  • mijn laptop is open en ik ben ingelogd in quizlet
timer
2:00

Slide 2 - Diapositive

Le programme: 

1. Quizlet
2. gesprekken in de klas Villangues 1 en 2 oefenen
3. grammaire
4.Villangues gesprekken maken/voorbereiden
LessonUp 16.1 en 16.2 


Slide 3 - Diapositive

Le comparartif 
Le superlatif

Slide 4 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over ...
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijwoord
D
een ander bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quiz

De uitgangen
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
+ s
+ niks
+ es
+e

Slide 6 - Question de remorquage

De stellende trap (le positif)
Het huis is groot. - La maison est grande.
De jongen is mooi.- Le garçon est beau.

Dus eigenlijk is dit gewoon alleen het bijvoeglijke naamwoord

Slide 7 - Diapositive

Les comparaisons
In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:
  • moins... que    (minder...dan) - (comparatif d'infériorité)
  • plus...... que     (meer....dan)   - (comparatif de supériorité)
  • aussi.... que     (even....als)      - (comparatif d'égalité)

moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord
que staat na het bijvoeglijk naamwoord,que wordt qu' voor een klinker of stomme h

Slide 8 - Diapositive

Vertaal: Het meisje is klein.

Slide 9 - Question ouverte

De vergrotende trap (le comparatif) 
L'ordinateur portable est plus grand que la tablette.
De laptop is groter dan de tablet.

La tablette est moins grande que l'ordinateur portable.
De tablet is minder groot dan de laptop.

Le film est aussi intéressant que le livre.
De film est net zo / even interessant als het boek.

Slide 10 - Diapositive

De vergrotende trap (le comparatif) 
Hij is groter.  - Il est plus grand.
Marie  is aardiger. -  Marie / Elle est  plus gentille.
De kinderen zijn groter. - Les enfants / Ils sont plus grands.
De huizen zijn groter. - Les maisons / Elles sont plus grandes.

Deze wordt gevormd door 'plus' voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten.

Slide 11 - Diapositive

Vertaal: Het meisje is kleiner.

Slide 12 - Question ouverte

De overtreffende trap (le superlatif)
Hij is de grootste leerling. - Il est le plus grand élève.
C'est le concert le plus intéressant.   ('le' wordt herhaald)
Marie is de dikste. -  Marie est la plus grosse.
Zij zijn de kleinste leerlingen. - Ils sont les plus petits élèves.
Les vêtements les plus modernes.   ('les' wordt herhaald)
Ces voitures roulent le plus vite. (vite = bijwoord = onveranderlijk)

De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus voor het bijvoeglijke naamwoord te zetten.

Slide 13 - Diapositive

Vertaal: Het meisje is het kleinst.

Slide 14 - Question ouverte


moins
moins

Slide 15 - Diapositive

Uitzonderingen:
goed                         beter                        het best
bon(ne)(s)       meilleur(e)(s)      le/la/les meilleur(e)(s)
slecht                          slechter                 het slechtst
mauvais(e)(s)            pire(s)               le/la/les pire(s)

! bijvoeglijk naamwoord  'meilleur' -> bijwoord 'mieux'
Cet acteur joue mieux que l'autre.
Cette actrice joue le mieux.
! Uitzonderingen vh bijvoeglijk naamwoord en bijwoord blijven behouden !
      


    

Slide 16 - Diapositive


A
Le garçon est grand.
B
Le garçon est grande.
C
Le garçon est grands.
D
Le garçon est grandes.

Slide 17 - Quiz


A
La fille est plus grand.
B
La fille est plus grande.
C
La fille est plus grands.
D
La fille est plus grandes.

Slide 18 - Quiz

Hij is de grootste.
A
Il est la plus grand.
B
Il est le plus grande.
C
Il est le plus grand.
D
Il sont le plus grands.

Slide 19 - Quiz

Zij zijn de knapste meisjes.
A
Elles sont les plus beaux filles.
B
Elles sont les plus belles filles.
C
Elles sont le plus belles filles.
D
Ils sont les plus belles filles.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

Les comparaisons

Par exemple: 1. La tour Eiffel est plus haute que notre collège.

2. Marie est moins grande que Pierre.

3. Silvana est aussi belle qu'elle.     


Slide 22 - Diapositive

Plaats hier je gemaakte werk van vandaag

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive