2A3 - Oefentoets Kapitel 3

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

2A3 - Oefentoets Kapitel 3

Inhoud oefentoets

• Woordjes 
• Grammatik A (Zeitangaben)
• Grammatik B (Starke Verben)
• Grammatik C (Satzanalyse)
• Grammatik D (Der- en ein-Gruppe in de eerste en vierde naamval)

Vertaal:
die Weltmeisterschaft

Vertaal:
die Ausrede

Vertaal:
die Nachhilfe

Vertaal:
bereits

Vertaal:
badmintonnen

Vertaal:
zeilen

Vertaal:
aardrijkskunde

Grammatik A - Zeitangaben

Welk voorzetsels moet je gebruiken?

... Freitag habe ich Deutschunterricht.

1. Im
2. Am
3. Um
4. Von...bis

Welk voorzetsel moet je gebruiken?

... Sommer haben wir Sommerferien.

1. Im
2. Am
3. Um
4. Von...bis

Welk voorzetsel moet je gebruiken?

Ich habe .... Uhr Klavierunterricht.

1. Im
2. Am
3. Um
4. Von...bis

Welk voorzetsel moet je gebruiken?

Heute Abend haben wir ... neun Uhr eine Party.

1. Im
2. Am
3. Um
4. Von...bis

Wie spät ist es? Es ist..

Wie spät ist es? Es ist..

Wie spät ist es? Es ist..

Wie spät ist es? Es ist..

Grammatik B - Starke Verben

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Marie, was ...... du? (essen)

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Ich .... in einer Stunde nach Berlin. (fahren)

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Er ..... sie nicht in Ruhe essen. (lassen)

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Du .... zu schnell! (laufen)

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

..... ihr ins Kino? (gehen)

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Ich .... dich jetzt allein. (lassen)

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Wann .... wir das Spiel? (sehen)

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Welches Eis .... du? (nehmen)

Grammatik C - Satzanalyse

Welke vraag moet ik stellen om het onderwerp te vinden?

Welke vraag moet ik stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Welke vraag moet ik stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Stefan muss heute Mathe lernen.

Welke functie heeft 'Mathe'?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

Gibst du Mark bitte den Stift zurück?

Welke functie heeft 'Mark'?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

Tanja hält Frau Schäfer die Tür auf.

Welke functie heeft 'Frau Schäfer' ?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

Pia hält morgen ein Referat.

Welke functie heeft 'Pia'?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

Pia hält morgen ein Referat.

Welke functie heeft 'ein Referat'?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

Grammatik D - De der- en de ein-groep in de eerste en vierde naamval

Bij welke groep hoort het woord:

manch-

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Bij welke groep hoort het woord:

dies-

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Bij welke groep hoort het woord:

dein

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Bij welke groep hoort het woord:

das

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Bij welke groep hoort het woord:

unser

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Vervoeg het lidwoord op de juiste manier:

Ich sehe (de) Mann (m).

Vervoeg het lidwoord op de juiste manier:

Siehst du irgendwo (het) .... Heft? (o)

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Welch.... Schuhe (mv) wirst du tragen?

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Timo möchte (zijn) ... Taschenrechner (m) verkaufen.

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Hast du (een) gute Note (v) in Deutsch?

Welk onderdeel/onderdelen ging(en) je goed af?

1. Zeitangaben
2. Starke Verben
3. Satzanalyse
4. Der- und ein-Gruppe

Met welk onderdeel moet je nog wat extra oefenen?

1. Zeitangaben
2. Starke Verben
3. Satzanalyse
4. Der- und ein-Gruppe