Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
De Tweede Wereldoorlog
paragraaf 3.1
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
- Terugblik Interbellum
- Uitleg 3.1 WOII
- Les afsluiten
Slide 2 - Diapositive
Een stelling:
De Duitsers konden in 1935 niet weten dat Hitler van plan was een nieuwe oorlog te beginnen.
→Reageer met argumenten op de stelling. Gebruik de bron in je antwoord.
Gebruik de bron
Slide 3 - Question ouverte
Gebruik de bron
→Waarom is deze afbeelding een voorbeeld van propaganda? Kies het juiste antwoord.
A
Je ziet allemaal hakenkruizen op de tekening. Blijkbaar was Hitler aan de macht toen deze afbeelding werd gemaakt. Dat is propaganda: aan de macht zijn.
B
Hitler ziet er stoer uit op deze afbeelding. Hij is niet bang, hij laat zien dat hij zijn volk zal leiden. Het is dus reclame voor Hitler, en dat is wat propaganda is: politieke reclame.
C
Je ziet op de tekening dat de zon schijnt. Dat betekent dat het goed gaat met de mensen. Als het goed gaat met mensen, zijn ze heel erg propaganda.
D
Hij heeft een heel leger bij zich, dat staat achter hem. Waarschijnlijk gaat hij iedereen die het niet met hem eens is, heel hard aanpakken. En dat is wat propaganda is: je tegenstanders uitschakelen.
Slide 4 - Quiz
Wat hebben de begrippen 'Terreur' en 'Totalitaire samenleving' met elkaar te maken? Leg de begrippen erbij uit.
Slide 5 - Question ouverte
Wat hoort bij nationaal socialisme
A
een volk, een rijk, een leider
B
meerdere volkeren, een rijk, een leider
C
een volk, een rijk, meerdere leiders
D
Een volk, meerdere rijken, een leider
Slide 6 - Quiz
Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."
Slide 7 - Quiz
Welk kenmerk van fascisme?
A
gevoel gaat boven verstand
B
nationalisme
C
mensen zijn ongelijk
D
verheerlijking van geweld
Slide 8 - Quiz
Gebruik de bron.
In welk jaar is deze foto gemaakt?
A
1930
B
1933
C
1936
D
1939
Slide 9 - Quiz
Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."
Slide 10 - Quiz
Wat was een oorzaak van de ontwikkeling die te zien is in bron 1
A
de afschaffing van de parlementaire democratie in Duitsland
B
de bepalingen van het Verdrag van Versailles
C
de beurskrach op Wallstreet in de Verenigde Staten
D
de oprichting van de Republiek van Weimar
Slide 11 - Quiz
Hoe ontstaat er in Duitsland een grote crisis in 1929?
A
Frankrijk koopt geen producten van de VS meer
B
Duitsland weigert de herstelbetalingen te doen
C
De VS wilt het geleende geld terug
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
De waarde van geld daalt
B
De waarde van geld stijgt
Slide 13 - Quiz
Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
Prijzen dalen
B
Prijzen stijgen
Slide 14 - Quiz
Welke van de volgende beweringen is juist? I De NSDAP en Hitler zijn op een democratische manier aan de macht gekomen II In 1934 waren alle Duitse partijen verboden behalve de NSDAP
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Vidéo
Aan het eind van deze les
ken je vier van Hitlers motieven voor het starten van WOII
Ken je de kenmerken van nationaalsocialisme
Je kunt verklaren hoe Hitler van Duitsland een totalitaire staat maakte
Je kent de belangrijkste keerpunten uit WOII
Slide 17 - Diapositive
Wat waren Hitlers motieven?
Wraak voor vernedering Verdrag van Versailles
Heims in Reich
Lebensraum (leefruimte voor Duitsers)
Versterking 'Duitse' Ras
Slide 18 - Diapositive
Maar eerst: opbouw Nazi-Duitsland
totalitair (leven vd burgers onder controle overheid)
dictatuur (leiderschapsverheerlijking)
propaganda
indoctrinatie
Rassenleer
antisemitisme
Slide 19 - Diapositive
Vervolgens
bepalingen uit Verdrag van Versailles schenden
opbouw Leger + wapenindustrie
bezetting Rijnland
Heims in Reich creëren: Anschluss Oostenrijk + Sudetenland
Appeasementpolitiek
Slide 20 - Diapositive
Appeasement
niet ingrijpen door FR. en GB, maar afwachten (nog niet klaar voor nieuwe oorlog)
Heims in Reich (alle Duitssprekenden in één land)
1938: Anschluss Oostenrijk
1938: Conferentie van München -> Sudetenland (Tsjecho-Slowakije)
'vrede bewaren'
Slide 21 - Diapositive
Wat werd er afgesproken tijdens de Conferentie van München in september 1938?
A
Engeland en Duitsland sloten een bondgenootschap
B
Hitler zou Sudetenland krijgen
C
Hitler zou de helft van Polen krijgen
D
Oostenrijk zou zich aansluiten bij Duitsland
Slide 22 - Quiz
Wat is de boodschap van deze spotprent? (voor de buigende mensen staat "democratische leiders zonder ruggengraat")
A
De tekenaar bespot Hitler, hij zou een clown zijn.
B
De tekenaar bespot Engeland en Frankrijk omdat ze toestaan dat Hitler steeds meer gebied verovert.
C
De tekenaar bespot Hitler voor het nemen van grotere stappen dat hij eigenlijk aankan.
D
De tekenaar bespot Engeland en Frankrijk omdat ze toestaan dat Hitler over hen heenloopt.
Slide 23 - Quiz
1 september 1939: Start Tweede Wereldoorlog
volgende doel Hitler: Polen
om inmenging SU te voorkomen: niet aanvalsverdrag (Molotov-Ribbentroppact)
1 september 1939: Inval Polen door Nazi-Duitsland
Frankrijk en Engeland konden dit niet toestaan: oorlogsverklaring
Slide 24 - Diapositive
Blitzkrieg in West-Europa
april-juli 1940
Blitzkrieg = snelle manier van oorlogsvoeren
In april/mei 1940:
Denemarken
Noorwegen
Nederland
België
Luxemburg
Frankrijk
Slide 25 - Diapositive
1941: Operatie Barbarossa
Hitler breekt 22 juni 1941 het Molotov-Ribbentroppact en start de aanval tegen de SU
doel: Lebensraum + indamming communisme
Russen houden moeilijk stand, Duitsland snel bij Moskou
Slide 26 - Diapositive
Slag bij Stalingrad
augustus 1942 - februari 1943
IJzige koude + slechte bevoorrading => verslaan Duitse leger door Rode leger (Sovjet-Unie)
Keerpunt in oorlog => vanaf Slag bij Stalingrad terugdringen Duitse leger -> opmars SU
Slide 27 - Diapositive
D-Day (de Invasie)
6 juni 1944
Met de landing in Normandië kwam er eindelijk een front in het Westen, iets waar Stalin lang om had verzocht.
De D in D-Day staat voor Decision (beslissing)
Door D-Day , tweefrontenoorlog voor Duitsland
Slide 28 - Diapositive
Bevrijding Europa
Stalin rukte met Rode Leger vanuit het Oosten op naar Berlijn (2 mei 1945 Berlijn bevrijd) -> Hitler pleegde op 30 april al zelfmoord
SU grote winnaar (eerste Berlijn bereikt)
De geallieerden (Engelsen, Canadezen, Amerikanen) Vanuit het Westen
Nederland 5 mei 1945 bevrijd
8 mei 1945: capitulatie Duitsland
Slide 29 - Diapositive
➤Aanleiding Tweede Wereldoorlog in Europa.
A
Anschluss
B
Bezetting Sudetenland
C
Aanval op Tsjechië
D
Aanval op Polen
Slide 30 - Quiz
Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.
➤Welke titel hoort bij de kaart van Europa?
A
bondgenoten van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog
B
Duitsland, bondgenoten en door Duitsland bezette gebieden
C
landen die deelnemen aan de Tweede Wereldoorlog
D
lidstaten van de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog
Slide 31 - Quiz
De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.
➤Wat is de juiste volgorde?
A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en
ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en
ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en
ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en
ten slotte 3.
Slide 32 - Quiz
Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.
➤Welk argument hoort bij deze mening?
A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.