3.4 4GT

3.4 4GT
Laatste paragraaf
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3.4 4GT
Laatste paragraaf

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
In deze lesleer je:
hoe producenten hun marktaandeel proberen te vergroten
wat een monopolie is
wat de verschillen zijn tussen volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie
wat een oligopolie is
wat een kartel is


Slide 2 - Diapositive

Marktaandeel
Hoeveel procent van de markt is in
jouw handen.
Berekening: aantal / totaal x 100%

Marktaandeel vergroten door de 6 P's
juist te gebruiken

Slide 3 - Diapositive

In een dorp zitten twee supermarkten. De Aldi heeft €8.464,50 omzet. De Jumbo heeft €6.925,50. Hoeveel procent marktaandeel hebben ze?
A
18,2%
B
22,2%
C
45%
D
81,2%

Slide 4 - Quiz

Marktaandeel vergroten
                Twee manieren:
                      -bedrijf overnemen
-Fuseren

Fuseren betekent dat twee bedrijven samen gaan werken. Vaak zijn deze bedrijven ongeveer even groot

Slide 5 - Diapositive

Hoe proberen producenten hun marktaandeel te vergroten?
A
Door de productiekosten te verhogen
B
Door minder reclame te maken
C
Door de prijzen te verlagen
D
Door nieuwe producten te introduceren

Slide 6 - Quiz

Welke factor kan helpen bij het vergroten van het marktaandeel?
A
Het beperken van de klantenservice
B
Een effectieve marketingcampagne voeren
C
Het verhogen van de voorraadkosten
D
Het verminderen van de productvariatie

Slide 7 - Quiz

4

Slide 8 - Vidéo

Uitleg in één tabel
Aantal aanbieders
Aantal vragers
homogeen of heterogeen
Marktvorm
Voorbeeld
Veel
Veel
homogeen
Volkomen concurrentie
Tarwe
veel
veel
heterogeen
monopolistische concurrentie
merkkleding
weinig
veel
homogeen
homogene oligopolie
suiker
weinig
veel
heterogeen
heterogeen oligopolie
telefons
één
veel
homogeen
monopolie
NS

Slide 9 - Diapositive

01:20
Wat is een kenmerk van een monopolie?
A
Er is maar één aanbieder van het product.
B
De producten zijn homogeen.
C
Er zijn veel concurrenten.
D
De prijs is laag.

Slide 10 - Quiz

04:30
Wat is een verschil tussen monopolie en monopolistische concurrentie?
A
Prijszetting
B
Productdifferentiatie
C
Winstniveau
D
Aantal aanbieders van producten

Slide 11 - Quiz

03:05
Wat is de marktvorm waarbij de prijs wordt bepaald door vraag en aanbod?
A
Monopolistische concurrentie
B
Monopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Oligopolie

Slide 12 - Quiz

05:22
Welke marktvorm kenmerkt zich door onderlinge afhankelijkheid van aanbieders?
A
Monopolie
B
Perfecte concurrentie
C
Monopolistische concurrentie
D
Oligopolie

Slide 13 - Quiz

Kartel
Een kartel = een afspraak om onderlinge concurrentie te beperken.

Kartelafspraken over bijvoorbeeld:
-prijs
-hoeveelheid aanbod op de markt
                             Kartelafspraken zijn verboden. ACM controleert dit


Slide 14 - Diapositive

Waar kunnen kartelafspraken over gaan?
A
Arbeidsvoorwaarden
B
Hoeveelheid aanbod op de markt
C
Reclamecampagnes
D
Prijs

Slide 15 - Quiz

Aan het werk
Maken 3.4 + herhalingsopdrachten of plusopdrachten 3.4
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive