(Let op: in het filmpje worden 3 manieren genoemd, namelijk ook de vraagzin. Deze gebruiken wij bij voorkeur niet.)
Wat zijn werkwoordsoorten?
We kennen 3 werkwoordsoorten: persoonsvorm, voltooid deelwoord en infinitief.
Hoe vind je het voltooid deelwoord?
Een voltooid deelwoord begint met ge-, be-, ver-, her- of -ont.
Het eindigt meestal op een D of een T, en soms op -en.
Een voltooid deelwoord kan nooit het enige werkwoord in de zin zijn. Er zit altijd óók een vorm van worden, hebben of zijn in de zin.
Werkwoordsoorten
Wat is de infinitief?
Het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: fietsen, werken, aansporen, indienen, verzoeken, antwoorden, ...
Kun je er zelf nog een paar bedenken?
Let op: deze werkwoorden kunnen ook als persoonsvorm tegenwoordige tijd voorkomen in het meervoud.
Spelling persoonsvorm
De regels
Je hebt vastgesteld dat het werkwoord waar het om gaat, een persoonsvorm is. Vervolgens kijk je naar de tijd: is het tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Tegenwoordige tijd: ik-vorm / ik-vorm + t / hele werkwoord
Ik heb jullie nog niet eerder gezien, dus we kunnen dit testen;
vertel 3 stories, over jezelf
2 zijn waar, 1 niet. Welke is niet waar?
Let's do it
Slide 17 - Diapositive
Gebeuren vooroordelen en instinctief handelen ook tijdens je werk?
Wat doe jij dan? Weet wie je bent en waar je voor staat?
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Waar of niet waar?
Slide 20 - Diapositive
Vandaag ging de les over vooroordelen
1. Kies een gebeurtenis uit je eigen leven. Wanneer iemand een vooroordeel had over jou of jij over iemand anders, of wanneer je instinctief moest handelen. Beschrijf de situatie.
2.Hoe reageerde je en wat voelde je toen? Slecht, goed, kon beter? Slecht? Spijt? Kwam er een gesprek?
3. Wat zou je een volgende keer anders doen en waarom?
4. Als je nu terug kijkt naar die situatie, wat zou je dan tegen jezelf zeggen?
Opdracht
Slide 21 - Diapositive
Uitvoeren:
* werken in studiemeter; Starttaal Online 3F - Taalverzorging - Werkwoordspelling - Tegenwoordige tijd- opdr. 1, 3 en 5