Uitleg argumenteren 1: argument, tegenargument en weerlegging

Uitleg argumenten, tegenargumenten en weerleggingen 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Uitleg argumenten, tegenargumenten en weerleggingen 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Lesdoel 1: Je hebt weer wat boekentips/afraders erbij door de pecha kucha's
Lesdoel 2: Je kunt standpunten en argumenten onderscheiden
Lesdoel 3: Je weet het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten
Lesdoel 4: Je kunt argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen

Slide 3 - Diapositive

Pecha kucha's
  • Imre (feedback: Jorden)
  • Jorden (feedback: Dane)
  • Dane (feedback: Philip)

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk
  • Opdracht 1, par. 3: Vragen? 
  • Aan welke van de vier teksten zou je het meest hebben voor een persoonlijke (betogende) voordracht?

Slide 5 - Diapositive

Noteer minstens drie dingen die je nog weet over argumenteren

Slide 6 - Question ouverte

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
'Het Nederlands verloedert' is...
A
Standpunt
B
Argument

Slide 7 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Noem vier signaalwoorden voor een standpunt

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Feitelijk of waarderend argument?
Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 15 - Quiz

Feitelijk of waarderend argument?
Het is beter om geen vlees te eten want heel veel dieren lijden pijn voordat ze gedood worden voor de vleesindustrie.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 16 - Quiz

Stelling: 
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend 
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.

Slide 17 - Question de remorquage

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 18 - Question de remorquage

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 19 - Question de remorquage

Bespreken
  • Opdracht 1: Welke lastig?

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag! 
Argumenteren (cursus 6, p. 194) paragraaf 1: opdr. 1 (als niet  af), 3 en 5

Huiswerk voor donderdag

Slide 21 - Diapositive

Wat vond je moeilijk?

Slide 22 - Carte mentale