OEfentoets LE2

Oorschelp
Evenwichtsorgaan
Gehoorzenuw
Gehoorbeentjes
Tommelvlies
Gehoorgang
Slakkenhuis
Oorsmeerkliertjes
buis van Eustachius
1 / 32
suivant
Slide 1: Question de remorquage
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oorschelp
Evenwichtsorgaan
Gehoorzenuw
Gehoorbeentjes
Tommelvlies
Gehoorgang
Slakkenhuis
Oorsmeerkliertjes
buis van Eustachius

Slide 1 - Question de remorquage

Glaucoom is:
A
Groene staar met verhoogde oogdruk
B
Grijze staar zonder verhoogde oogdruk
C
Groene staar zonder verhoogde oogdruk
D
Grijze staar met verhoogde oogdruk

Slide 2 - Quiz

Welk deel van het oor geeft de impulsen van de zintuigcellen door aan de hersenen?
A
Gehoorzenuw
B
Gehoorbeentjes
C
Buis van Eustachius
D
Slakkenhuis

Slide 3 - Quiz

Zuurstof opnemen in het bloed en CO2 afgeven aan de lucht is een functie van:
1
A
De grote bloedsomloop
B
De kleine bloedsomloop
C
Het hart
D
De grote- en de kleine bloedsomloop

Slide 4 - Quiz

Hoe heet het bloedvat dat aansluit op de linker boezem?
3
A
holle ader
B
aorta
C
longslagader
D
longader

Slide 5 - Quiz

Wat is een ander woord voor wervelkolom?
A
Rug
B
Borstkas
C
Ruggengraat

Slide 6 - Quiz

Welke functies heeft ons skelet?
A
Vormgeven, bescherming en stevigheid
B
Vormgeven, stevigheid en beweging
C
Beweging, vormgeven, stevigheid en bescherming

Slide 7 - Quiz


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 8 - Quiz


Wat wordt aangegeven met 2?
1
2
3
A
Wervelkolom
B
Borstbeen
C
Ribben
D
Sleutelbeen

Slide 9 - Quiz


Hoe noemen we nummers 1 en 2?
1
2
A
1 = schouderblad 2 = ribben
B
1 = sleutelbeen 2 = schouderblad
C
1 = schouderblad 2 = sleutelbeen
D
1 = ribben 2 = sleutelbeen

Slide 10 - Quiz

In de botten van oudere
mensen zit...?
A
Veel lijmstof
B
Veel kalk
C
Weinig lijmstof
D
Weinig kalk

Slide 11 - Quiz

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel, ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen

Slide 12 - Quiz

Wat zijn drie oorzaken van urine-incontinentie bij ouderen?
A
- dementie - diabetes
B
- hoge bloeddruk - overgewicht
C
prikkelbare darm syndroom
D
ziekte van Parkinson

Slide 13 - Quiz

De functie van de huig is:

A
De neusholte afsluiten tijdens ademen
B
De neusholte afsluiten tijdens slikken
C
De luchtpijp afsluiten tijdens ademen
D
De luchtpijp afsluiten tijdens slikken

Slide 14 - Quiz

In de neusholte wordt de ademlucht:

A
Gedroogd, verwarmd, gereinigd en gekeurd
B
Bevochtigd, gekoeld, gereinigd en gekeurd
C
Gedroogd, gekoeld, gereinigd en gekeurd
D
Bevochtigd, verwarmd, gereinigd en gekeurd

Slide 15 - Quiz

Inademing kan worden veroorzaakt doordat
A
ribben en borstbeen zich omhoog bewegen.
B
het middenrif omhoog beweegt.
C
de buikspieren zich samentrekken.
D
a en b zijn beide juist.

Slide 16 - Quiz

Hoe heet nummer 3?
A
slokdarm
B
luchtpijp

Slide 17 - Quiz

Hoe heet nummer 10?
A
Huig
B
Strotklepje

Slide 18 - Quiz

Met slikken zijn huig en strotklepje open
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Waaruit bestaat speeksel?
A
Enzymen, slijm en water
B
Water en enzymen
C
Slijm en water

Slide 20 - Quiz

Waar worden koolhydraten verteerd?

A
Mond, maag, dunne darm
B
Mond, 12-v. darm, dunne darm
C
Maag, 12-v. darm, dunne darm
D
Maag, dunne darm

Slide 21 - Quiz

Waar worden vetten verteerd?
A
Mondholte, 12-v darm, dunne darm
B
Maag, 12-v darm, dunne darm
C
Alvleesklier
D
12-v darm

Slide 22 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
A
maag-slokdarm-dikke darm-dunne darm
B
slokdarm-maag-dikke darm-dunne darm
C
dunne darm-maag- dikke darm-slokdarm
D
slokdarm-maag-dunne darm-dikke darm

Slide 23 - Quiz

Wat zijn functies van de dikke darm?
A
Vocht- en zoutterugresorptie.
B
Verteren van voedselresten.
C
Transport van vocht.
D
Toevoeging van enzymen voor vertering.

Slide 24 - Quiz

Wat zijn functies van de dunne darm?
A
Vocht- en zoutterugresorptie.
B
Vertering via enzymen en transport van voedselresten.
C
Transport van vocht.
D
Aanmaken van enzymen voor vertering.

Slide 25 - Quiz

Splen
Apendix
Duodenum
Linguam
Glandula salivaria
Pharynx
Vesica biliaris
Oesophagus
Gaster
Rectum
Anus
Colon
Jejunum 
Hepar
Pancreas
Os

Slide 26 - Question de remorquage

Wat kunnen oorzaken zijn van obstipatie?
A
↓ drinken, ↓ bewegen, mechanische druk op de darmen.
B
medicatie, ophouden ontlasting, ↓ laxeermiddelen, mechanische druk op de darmen.
C
↓ vezels, ↓ drinken, ↑ bewegen.
D
↑ laxeermiddelen, medicatie, bij aandrang meteen gaan ontlasten.

Slide 27 - Quiz

Een urinekatheter ter preventie van decubitus wordt aangeraden.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Training van de bekkenbodemspieren kan incontinentie verminderen
A
Juist
B
Niet juist

Slide 29 - Quiz

Hoe heet de middelste laag van de wand van een oog?
A
Het harde oogvlies
B
Het netvlies
C
Het vaatvlies

Slide 30 - Quiz

Een 15-jarige leerling heeft een positieve hulplens. Welke oogafwijking heeft hij?
A
Oudziend
B
Verziend
C
Bijziend

Slide 31 - Quiz

Op het netvlies zitten staafjes en kegeltjes. Wat nemen deze waar?

A
Kegeltjes nemen kleuren waar, staafjes licht
B
Kegeltjes nemen 'normaal' licht waar, staafjes kleuren

Slide 32 - Quiz