Vorbereitung Kapitel 5

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Kapitel 5 

In deze LessonUP help ik jullie met Grammatica

Minimaal met woordenschat --> leer deze NL-D en D-NL via de Lernecke in je boek

 --> Leer de Plauderecke A+B  (komt ook in de LessonUP aan bod) 

Als besproken in Zoom

-Repetitie Kapitel 5 = donderdag 25 juni 

via exam.net 

Kapitel 5 repetitie

Woordenlijst NL-D en D-NL

Plauderecke A + B = zinnen in goede volgorde zetten + vertalen D-NL

Grammatik Modalverben

Grammatik 1e + 4e naamval. Der-Gruppe/Ein-Gruppe 

ken de voorzetsels van de 4e naamval 

Persoonlijke voornaamwoorden 1e + 4e naamval

1e en 4e naamval 

weten we het nog? 

1e naamval = ? 

4e naamval = ? 

ONDERWERP IS

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akkusativ

Lijdende vorm is

1. Nominativ
2. Akkusativ
3. Dativ

Das Buch ist für (jou) ......

1. du
2. dir
3. dich

Präpositionen mit
dem Akkusativ

1e en 4e naamval in een zin

Hoe waren de vervoegingen van de lidwoorden ook weer?

De basis = der/die/das/die 

of mein/meine/mein/meine

of dein/deine/dein/deine

maar jullie weten dat de uitgang kan veranderen wanneer het zelfstandig naamwoord in de 4e naamval staat 

Modalverben üben 

even herhalen!

zie de volgende slide 

https:

In de volgende slides begin ik met de Der-Gruppe

Erna volgt de                                               Ein-Gruppe

Beiden vormen een belangrijke basis 

Der-Gruppe 

Der = m/ Die = v / Das = o / Die = mv

Dies- / Jed- / Manch- / Welch-

Voorbeelden 

Der Mann

Dieser Mann

Die Frau 

Welche Frau 

Ein-Gruppe

Zoals in het Nederlands: een/mijn/jouw/geen enz..

Maar in het Duits:

Ein / kein / mein / dein / sein / ihr / unser / euer / ihr / Ihr 

Voorbeelden

Ein Auto (o)

Mein Auto

Eine Mütze (v)

Unsere Mütze 

Verder met 1e en 4e naamval

De 1e naamval = het onderwerp in de zin. Kan een persoon zijn, kan een zelfstandig naamwoord zijn

Pieter heeft zijn huiswerk gemaakt. 

Pieter = 1e naamval

4e naamval 

De 4e naamval = het lijdend voorwerp in de zin

Sara hat ihre Hausaufgaben gemacht 

Hausaufgaben = 4e naamval

1e naamval in een Duitse zin

(deze)            ...     Schaf (o) ist wirklich sehr freundlich 

Der-Gruppe in 4e naamval

den/die/das/die

diesen/diese/dieses/diese

welchen/welche/welches/welche

enz...

Ein-Gruppe 4e naamval

einen/eine/ein/eine

deinen/deine/dein/deine

enz. enz

(mijn) Bruder ist wirklich sehr freundlich

1. meine
2. mir
3. mein
4. ein

Er hat (dit) Schaf (o) rasiert

1. diese
2. dieses
3. dies
4. dieser

Frau Müller mag (geen) Nudeln (mv)

1. keine
2. kein
3. keiner
4. keines

(mijn) Eltern haben (een) Hund (m) gekauft

1. mein / einer
2. meine / einen
3. meiner / einen
4. mein / ein

Snappen we em weer?

stap 1 = staat het gevraagde in de 1e of in de 4e naamval?

stap 2 = welk geslacht heeft het zelfstandig naamwoord? Dit bepaald immers de uitgang van de der-Gruppe / ein-Gruppe

Voorzetsels die altijd de 4e naamval bepalen?

En dan nog even de persoonlijke voornaamwoorden

Jullie hebben een mooi huis

Ihr habt ein schönes Haus 

ze kunnen ook in de 4e naamval staan

Ken je hem ?

Kennst du ihn ? 

Ich liebe (haar)

1. ihn
2. er
3. sie
4. ihr

de boeken =

het rapport

het schrift

saai

uitleggen

Tip woorden leren 

simpelweg een hand op hetgeen je moet leren

wrts 

Quizlet

Belangrijk: leer niet aan één stuk maar in delen. Voorbeeld: ochtend 15 min, vroeg middag 15 min en tegen avond nog eens 15 min

Woorden in repetitie

jullie gaan ze moeten toepassen in zinnen. Ik vraag ze dus niet los. 

Grammatik zoals in toets

modalverben 

kunnen           Anton...........heute nicht zu der Party kommen

kann is dat natuurlijk 

Grammatik 

ook in de toets een Aufgabe zoals deze 

vul in dürfen/können/mögen/möchten...

Diese Musik........Adri nicht (mag is dat natuurlijk)

en zo zeker een stuk of 10 zinnen 

Grammatik 1e / 4e naamval 

Der / Ein Gruppe (neem deze goed door)

Wir suchen.........Zoo (m) 

jullie kunnen hier kiezen als de uitgang van het lidwoord maar goed is

Wir suchen den Zoo

Wir suchen einen Zoo

en nog 1

Er liest........Bücher (mv)

= natuurlijk

Er liest die Bücher 

Grammatik tot slot

persoonlijke voornaamwoorden 

ich     mich

du   dich

er   ihn

sie  sie

es   es

wir  uns

ihr euch 

sie, Sie    sie, Sie 

in de repetitie 

(tegen U) ........habe ich nichts gesagt

= ?? 

zie volgende slide 

Gegen Sie habe ich nichts gesagt