L'article

Het lidwoord

                                                            



Onbepaald lidwoord
Bepaald lidwoord
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Het lidwoord

                                                            



Onbepaald lidwoord
Bepaald lidwoord

Slide 1 - Diapositive

Het lidwoord
Het bepaald lidwoord wordt soms samengetrokken met 'de' (van, uit). Het heet dan delend lidwoord (later meer hierover).





Het bepaald lidwoord wordt soms samengetrokken met 'à' (in, naar, op, tegen).

Slide 2 - Diapositive

Het lidwoord
Vijf bijzonderheden: soms gebruik je een bepaald lidwoord (le, la, l', les) als er in het Nederlands geen lidwoord wordt gebruikt.

1. Als je iets zegt over een groep, of iets dat algemeen geldt.
2. Bij werkwoorden die een mening uitdrukken.
3. Bij uiterlijke kenmerken en lichaamsdelen.
4. Bij data.
5. Als iets altijd op een bepaalde dag gebeurt.

Slide 3 - Diapositive

Vul het juiste lidwoord in.
_____ cigarettes ne sont pas bonnes pour la santé.

Slide 4 - Question ouverte

Vul het juiste lidwoord in.
Hier, c'était ____ 18 mai 2022.

Slide 5 - Question ouverte

Vul het juiste lidwoord in.
Mon frère détèste ____ histoire.

Slide 6 - Question ouverte

Het lidwoord


Het delend lidwoord (du, de la, de l', des) gebruik je als het om een onbepaalde hoeveelheid gaat. Er is dan in het Nederlands geen lidwoord.






Slide 7 - Diapositive

Het lidwoord
Soms verandert het delend lidwoord (du, de la, de l', des) in de/d'
1. Na een woord van hoeveelheid.





2. Na een ontkenning.




Slide 8 - Diapositive

Vul het juiste lidwoord in.
Je bois assez ____ eau chaque jour.

Slide 9 - Question ouverte

Vul het juiste lidwoord in.
Mon grand-père ne mange pas ______ pommes.

Slide 10 - Question ouverte

4. L'article contracté = samengetrokken lidwoord

Bij de voorzetsels 'à' en 'de' :


à + le = au
de + le = du
à + la = à la
de + la = de la
à + les = aux
de + les= des

Slide 11 - Diapositive

Résumé...
- Het delend liwoord vertaal je NIET in het Nederlands.

- 2 uitzonderingen:

* la négation (de ontkenning): du / de la / de l' / des => de / d'
* la quantité (de hoeveelheid): na een hoeveelheid => de / d'

Slide 12 - Diapositive

Les devoirs
faire ex. 2 - 8 sur p. 78-80

Slide 13 - Diapositive