Hoera, bijna herfstvakantie quiz!
1 / 25
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wanneer begint de herfst?
A
22 september
B
22 oktober
C
21 oktober
D
21 september
Slide 3 - Quiz
wat gebeurt er in de herfst?
A
het wordt heter
B
het wordt droger
C
het wordt sneller donker
D
het blijft langer licht
Slide 4 - Quiz
Wat doen de dieren in de herfst?
A
eten
B
Ze gaan slapen.
C
Ze doen niks.
D
Ze gaan voedsel verzamelen.
Slide 5 - Quiz
Het seizoen
De spin
De storm
De pompoen
De wind
De herfst
Het spinnenweb
De mist
Slide 6 - Question de remorquage
A
Het spinnenweb
B
De spin
C
De wind
D
De storm
Slide 7 - Quiz
A
De wind
B
De storm
C
De mist
D
Het seizoen
Slide 8 - Quiz
A
De zomer
B
De herfst
C
De winter
D
De lente
Slide 9 - Quiz
De ponpoen
Goed
Fout
Slide 10 - Sondage
Het spinnenweb
Goed
Fout
Slide 11 - Sondage
Maak een zin met:
De mist
De mist
Slide 12 - Question ouverte
Maak een zin met:
De herfst
De herfst
Slide 13 - Question ouverte
Leven ijsberen op de noordpool of zuidpool?
Slide 14 - Question ouverte
bladeren worden in de herfst gekleurd omdat
A
de bladeren te weinig zon krijgen
B
de bladeren oud zijn
C
de bladgroenkorrels terug trekken naar de stengel
D
de bladeren weg worden geduwd door nieuwe knoppen
Slide 15 - Quiz
Als het in Nederland herfst is, dan is het in Chili ... ?
A
Zomer
B
Winter
C
Herfst
D
Lente
Slide 16 - Quiz
Wanneer begint de herfst?
A
3 september
B
14 september
C
21 september
D
1 oktober
Slide 17 - Quiz
In de herfst regent het vaker dan in de winter
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Diapositive
Mevrouw Sanders is heel trots op 1JS1.
Waarom is dat denk je?
Waarom is dat denk je?
A
De leerlingen hebben respect voor elkaar.
B
Er hangt een fijne sfeer in de klas.
C
Mw. Sanders krijgt complimenten over de klas.
Slide 20 - Quiz
Je zit nu een aantal maanden op Thorbecke.
Hoe vind je het op Thorbecke?
Hoe vind je het op Thorbecke?
Slide 21 - Question ouverte
Als je een doel zou moeten bedenken voor na de herfstvakantie.
(Doel = wat wil ik leren op school, waar wil ik aan werken? )
Welk doel zou je dan bedenken?
(Doel = wat wil ik leren op school, waar wil ik aan werken? )
Welk doel zou je dan bedenken?
Slide 22 - Question ouverte
Als jij de klas 1JS1 in 1 woord zou mogen omschrijven.
Welk woord zou dat dan zijn?
Welk woord zou dat dan zijn?
Slide 23 - Question ouverte
Wat ga jij doen in de vakantie?
