1.4 - to be

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

I
You
He
She
It
We
You 
They
Het werkwoord 'to be' 
Am
Is
Are
Are
Are
Are
Is
Is

Slide 6 - Question de remorquage


I ____ tired
A
is
B
are
C
am
D
have

Slide 7 - Quiz

She ____ my friend
A
to be
B
are
C
is

Slide 8 - Quiz

You _____ hungry
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 9 - Quiz

They ____ at home
A
is
B
are
C
am

Slide 10 - Quiz

Where ____ I?
A
am
B
are
C
is

Slide 11 - Quiz

Maak de ontkenning (-) met 'to be':
She ...... (to be) happy.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 12 - Question ouverte

maak de juiste zin met to be ( +/-/?)
they / to be/ not / nice /.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 13 - Question ouverte

maak de juiste zin met to be ( +/-/?)
they / to be/ in Dublin /?

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 14 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van to be in ( +/-/?)
I / to be/ not / at home /.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 15 - Question ouverte

Maak de juiste zin met 'to be' (+).
John and I ..... (to be) a couple.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 16 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van to be in ( +/-/?)
he / to be / at work / ?

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 17 - Question ouverte