Onderwerp 1: Beroepsbevolking (Nederland) § 1.1 Hoofdstuk 1 §1 Made in the Netherlands -

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

JdW
Wij werken met de kijkwijzer
Startklaar 
Voorkennis
Leerdoelgericht
Inclusieve didactiek
Herkenbare voorbeelden
Formatief Handelen
Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welkom allemaal / Startklaar ?

Pak je spullen + Naambordje
Pak je aantekeningen JDW map + pen
Open je Chromebook en log in op LessonUp
Pak je leesboek blz 6
Pak je werkboek 4
Hoofdstuk 1 Startopdracht §.1

timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

TELEFOONS UIT !
In de klas gebruiken we geen mobiele telefoon

Je mobiele telefoon staat uit en zit in je tas / etui

Stiekem gebruik = Inleveren !

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Open je lesboek: Blz 6                   
Wat zie je?
Waar komt dit voor?
Waarom komt dit hier voor?
Is dit gewenst?
Komt dit overal zo voor? 

Slide 5 - Diapositive

Beschrijving van de openingsfoto

Je ziet op de foto een Pingo.
Dit is een ijslens onder de grond. Doordat de ijsmassa water aantrekt groeit de pingo.

Blablabalbla


Lesdoel(en)  ( Opschrijven )
§ 1    De Nederlandse landbouw.       ( blz 8 + 9 )                                                    
Sleutelwoorden:  Landbouwproducten, Zuivelproducten, Mechanisatie, Schaalvergroting, Specialisatie, Seizoensarbeid, Veeteelt, Akkerbouw, Biodiversiteit                                                                                                          
R:     Je kunt verklaren waarom Nederland na de Verenigde staten de grootste exporteur van landbouw producten ter wereld is.     
T1:    Je kunt op de thematische kaart aangeven waar in Nederland landbouwgebieden zijn            
T2:    Je kunt overeenkomsten benoemen tussen de landbouw in Nederland en de Verenigde staten.                                                       
I:       Je kunt beredeneren/uitleggen waarom landbouw voor en nadelen heeft                                                            

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Open je lesboek / Chromebook blz 8 + blz 9

1. We gaan klassikaal ( met zijn alle ) om beurten lezen dus lees mee.

2. Heb je vragen omtrent moeilijke woorden, stel deze dan !!!

3. De docent vraagt straks de moeilijke woorden aan de klas.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie gaat er lezen op blz 8 + 9

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie gaat er lezen op blz 8 + 9

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn zuivel producten?

Slide 11 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is veeteelt ?

Slide 12 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is biodiversiteit ?
hulp? => (lesboek blz 21)

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is export ( exporteren ) ?

Slide 14 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je van landbouw ?

Slide 15 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de belangrijkste exportproducten van de Nederlandse landbouw?
A
Aardappels, wortels en uien
B
Bloemen, bloembollen en sierplanten
C
Tomaten, komkommers en paprika's
D
Kaas, boter en melkpoeder

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt een groot deel van de sierteelt van bloemen, bloembollen en sierplanten in Nederland verbouwd?
A
Op open velden in Friesland
B
In kassen in Noord- en Zuid-Holland
C
In boomgaarden in Gelderland
D
In moestuinen in Limburg

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt er geproduceerd van de melk die koeien in de Nederlandse weilanden produceren?
A
Yoghurt en room
B
Fruitzuiveldranken en smoothies
C
Kaas, boter en melkpoeder
D
IJs en milkshakes

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel vlees produceert Nederland in verhouding tot wat Nederlanders zelf opeten?
A
Vier keer meer vlees dan Nederlanders zelf opeten
B
Evenveel vlees als Nederlanders zelf opeten
C
Twee keer meer vlees dan Nederlanders zelf opeten
D
Helft van het vlees dat Nederlanders zelf opeten

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel mensen werkten er in 1950 in de landbouw?
A
300.000
B
170.000
C
400.000
D
580.000

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom hebben veel landbouwfamilies hoge schulden?
A
Om luxe te financieren
B
Voor uitbreiding van het bedrijf
C
Om aan milieueisen te voldoen
D
Om hogere winsten te behalen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zijn biologische landbouwproducten duurder dan gangbare producten?
A
Minder transportkosten
B
Lagere opbrengsten per hectare
C
Goedkopere grondstoffen
D
Minder arbeidsintensief

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat draagt bij aan de opwarming van de aarde in de landbouw?
A
Methaanuitstoot door koeien
B
CO2-uitstoot door machines
C
Gebruik van kunstmest
D
Ontbossing voor landbouwgrond

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een nadeel van de grootschalige landbouw?
A
Minder voedselproductie
B
Hogere voedselprijzen
C
Verminderde biodiversiteit
D
Toename van mineralen in het milieu

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat houdt specialisatie in de landbouw in?
A
Boeren werken met meerdere machines
B
Boeren beperken hun bedrijf tot één product
C
Boeren vergroten hun bedrijf
D
Boeren werken met verschillende gewassen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is seizoensarbeid in de landbouw?
A
Werk dat het hele jaar door gedaan wordt
B
Werk dat door machines gedaan wordt
C
Werk dat vooral bij de oogst gedaan wordt
D
Werk dat vooral in de winter gedaan wordt

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie doen vaak seizoensarbeid in de landbouw?
A
Buitenlandse investeerders
B
Scholieren en mensen uit andere EU-landen
C
Gepensioneerden en werklozen
D
Boeren en tuinders

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benodigde voorkennis 
Je weet wat landbouw is
Je weet wat veeteelt is
Je weet wat export is
Je weet biodiversiteit is

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke provincie vind je ? .....
1. Zuivel veeteelt ?
2. Vlees veeteelt ?
3. Akkerbouw ?
4.Groente en bloemen ?
5. Fruitteelt

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is SPECIALISATIE ?

Slide 35 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is SEIZOEN ARBEID ?

Slide 38 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 2 voordelen en
Noem 2 nadelen van landbouw

Slide 40 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Carte

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak je werkboek blz 4 t/m 8
Ga nu de opdrachten maken uit je werkboek 1 t/m 9


Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Exit Ticket
Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hebben we geleerd vandaag / deze week?
Jij mag dat vertellen ?


<= ?

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions