B&F, Taal, blok 6 les 6

Taal Blok 6 les 6
Les Taalbeschouwing
Thema slapen 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taal Blok 6 les 6
Les Taalbeschouwing
Thema slapen 

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je doen?
-Je oefent extra met uitdrukkingen en samenstellingen 

Slide 2 - Diapositive

Een samenstelling is 
een woord dat uit twee woorden bestaat. 

Bijvoorbeeld: stapel + bed = stapelbed

Slide 3 - Diapositive

Van welke twee woorden is het woord gemaakt: dekbedovertrek
(twee antwoorden)
A
dekbed
B
bedovertrek
C
trek
D
overtrek

Slide 4 - Quiz

Welk woord past er aan vast?
Water.........
A
hemd
B
bed
C
goed
D
sloop

Slide 5 - Quiz

Welk woord past er aan vast?
dekbed.............
A
hemd
B
goed
C
sloop
D
overtrek

Slide 6 - Quiz

Welk woord is een samenstelling?
A
vragen
B
antwoord
C
schoolwerk
D
weetjes

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Wat betekent:
Vroeg uit de veren zijn
A
daar weet ik niets van
B
vroeg opstaan
C
heerlijk slapen
D
opstaan met een slecht humeur

Slide 9 - Quiz

Wat betekent:
Als een blok slapen
A
Slecht slapen
B
heerlijk, diep slapen
C
kort slapen
D
je bed er niet voor uitkomen

Slide 10 - Quiz

Wat betekent:
slapen als een roos
A
heerlijk, vast slapen
B
opstaan met een slecht humeur
C
er nog even over nadenken
D
vroeg opstaan

Slide 11 - Quiz

Wat betekent:
dat is ver van mijn bed
A
er nog even over nadenken
B
vroeg opstaan
C
daar weet ik niets van
D
opstaan met een slecht humeur

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
met het verkeerde been uit bed stappen
A
met je linkerbeen uit bed stappen
B
met je rechterbeen uit bed stappen
C
opstaan met een slecht humeur
D
opstaan met een goed humeur

Slide 13 - Quiz

Wat past in de zin:
Lisa slaapt zo lang dat ....................
A
ze er wakker van ligt.
B
ze de klok rond slaapt.
C
ze haar bed er niet voor uit komt.
D
ze het bed moet houden.

Slide 14 - Quiz

Welk woord past voor de volgende woorden:
.....val .....bed .....pokken

Slide 15 - Question ouverte

Bedenkt drie woorden met lucht.
(Bijvoorbeeld luchtmacht)

Slide 16 - Question ouverte

Goed gewerkt!

Slide 17 - Diapositive