moderne technieken

Moderne technieken
inleiding:
Je hebt geleerd om werkstukken te maken met handgereedschappen en elektrische (hand-) gereedschappen. In werkplaatsen en fabrieken worden vaak ook nog andere technieken gebruikt. Een machine maakt een product automatisch aan de hand van een computertekening. In dit hoofdstuk maak je kennis met een aantal geautomatiseerde technieken.
Doelstellingen:
  • Aan het einde van deze les kun je een aantal moderne productietechnieken opnoemen en herkennen
  • Per techniek kun je enkele kenmerken noemen. 
  • Je kunt een geschikte techniek kiezen voor het maken van een product. 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Voortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Moderne technieken
inleiding:
Je hebt geleerd om werkstukken te maken met handgereedschappen en elektrische (hand-) gereedschappen. In werkplaatsen en fabrieken worden vaak ook nog andere technieken gebruikt. Een machine maakt een product automatisch aan de hand van een computertekening. In dit hoofdstuk maak je kennis met een aantal geautomatiseerde technieken.
Doelstellingen:
  • Aan het einde van deze les kun je een aantal moderne productietechnieken opnoemen en herkennen
  • Per techniek kun je enkele kenmerken noemen. 
  • Je kunt een geschikte techniek kiezen voor het maken van een product. 

Slide 1 - Diapositive

moderne productietechnieken
Handwerk wordt vaak toegepast bij een product waar maar één of enkele exemplaren van worden gemaakt. Voorbeelden zijn het maken van een prototype, een speciaal op maat gemaakt product of een kunstwerk. 
Als er grotere aantallen van een product worden gemaakt, gaat men vaak automatiseren.

automatiseren betekent dat de werkzaamheden mogelijk door een machine worden uitgevoerd. 
Het maken van een aantal dezelfde producten wordt een serie genoemd.

In fabrieken waar iets geproduceerd wordt, komen de volgende bewerkingen veel voor: vervormen, gieten, verspanen en constructie

Slide 2 - Diapositive

meerdere exemplaren van één product heet een
A
serie
B
prototype

Slide 3 - Quiz

Als je een serie van een product wil maken ga je wel of niet automatiseren
A
wel
B
niet

Slide 4 - Quiz

In de fabrieken wordt meestal geproduceerd met behulp van automatiseren.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Een kunstenaar produceert meestal met behulp van automatiseren
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

vervormen
Een van de bewerkingen tijdens de productie is vervoermen van materialen. Het vervormen van materiaal kan op verschillende manieren. De bekendste vorm is het buigen van materiaal. Er zijn ook andere manieren om materiaal te vervormen:
  • walsen
  • torderen
  • vacuüm trekken

Slide 7 - Diapositive

vervormen
vervormen kan met verschillende materialen, zoals plastic en metaal. Soms wordt het materiaal eerst verwarmd voordat het  vervormd kan worden. In fabrieken wordt voor het buigen van materialen gebruikgemaakt van automatische verzetbanken of van matrijzen. 

Slide 8 - Diapositive

matrijzen
Een matrijs is een soort stempel is de vorm die het materiaal moet krijgen na het buigen. 

Matrijzen gebruik je bij het vormen van plaatstaal en bij het vormen van platen kunststof die over een matrijs vacuüm worden gezogen. 

Door het vacuüm te trekken neemt de kunststof de vorm van de matrijs aan. 

Slide 9 - Diapositive

torderen
als je materiaal gaat torderen, dan draait het om zijn eigen as.
zoals hiernaast in de afbeelding. 
Je krijgt dan een spiraalvorm. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

wat is een matrijs?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is een zetbank?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is een wals?

Slide 14 - Question ouverte

     Sleep het woord naar de juiste gekleurde balk
Deze materialen kun je niet buigen
Deze materialen kun je wel buigen
blik
plastic
plexiglas
glas
steen
karton

Slide 15 - Question de remorquage

gieten
Je kunt grote aantallen van hetzelfde product maken door het gieten van vloeibaar materiaal in een mal. 

Een mal is ede vorm voor het product dat je maakt.

Je hebt deze techniek allemaal al eens gebruikt, bijvoorbeeld als je ijsklontjes maakt. 
Het materiaal dat je wilt bewerken smelt je tot een vloeistof, vervolgens giet je dit in de mal. Daarna laat je het materiaal in de mal stollen, hard worden. 

Slide 16 - Diapositive

gieten
Gieten is ideaal voor grote aantallen, het is goedkoop en je kunt er moeilijke vormen mee maken. 
veel kunstof en metalen speelgoed is gegoten.

Het maken van de mallen is duur en lastig. Je kunt alleen materiaal gebruiken dat je vloeibaar kunt maken.

Slide 17 - Diapositive

Wat is een mal?

Slide 18 - Question ouverte

Noem twee voordelen van de techniek 'gieten in een mal'

Slide 19 - Question ouverte

verspanen
Verspanen is het weghalen van stukken materiaal uit een groter geheel. 
Het heet verspanen, omdat bij deze bewerking spanen als afvalproduct ontstaan.
verspanende werkzaamheden zijn onder andere:
zagen, vijlen, boren, draaien op een draaibank en frezen

Slide 20 - Diapositive

Sleep de bewerking naar de juiste gekleurde balk
Deze bewerking hoort niet bij verspanen
Deze bewerking valt onder verspanen
zagen
frezen
boren
vijlen
gieten
draaien op een draaibank

Slide 21 - Question de remorquage

CNC
voor deze bewerkingen gebruik je volledig geautomatiseerde machines. deze worden aangestuurd door een computer. Deze manier van werken heet CNC, Computer Numerical Control. 

Slide 22 - Diapositive

CNC
CNC is de taal waarin deze geautomatiseerde machines met de computer 'praten'.

Je hebt CNC machines met een zeer hoge nauwkeurigheid, maar je kunt er niet alle vormen ermee maken. De machines worden wel steeds beter en kunnen steeds meer ingewikkelde vormen produceren.  

Slide 23 - Diapositive

CNC
CNC staat voor Computer Numerical Control en wordt vaak in verband gebracht met CAM, Computer Aided Manufacturing.

Cam is 'Computer-ondersteund fabriceren'. Dit betekent dat het product wordt gemaakt met behulp van een computer. Je maakt de tekening op de computer met een CAD-programma en stuurt deze naar de CNC-machine. 

Slide 24 - Diapositive

draaibank

Slide 25 - Question de remorquage