Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 75 min
Éléments de cette leçon
Examentraining Duits 2024
Slide 1 - Diapositive
Wanneer is het examen Duits?
woensdag 15 mei 09:00 - 11:00 uur vmbo TL
voor leerlingen met dyslexie half uur langer
Slide 2 - Diapositive
Wist je dat...
Een fotobij de tekst kan aangeven of er positief of negatief over een onderwerp wordt geschreven? Als je bij een tekst bijvoorbeeld een foto ziet van een lachende persoon, dan weet je dat de tekst positief is over het onderwerp.
Slide 3 - Diapositive
Wist je dat ...
Het handig is om altijd markeerstiften bij het maken van een tekst te hebben? Dan kun je namelijk bij globaal lezen woorden of zinnen markeren waarin volgens jou het antwoord moet staan, en zie je makkelijk welke stukjes je nog eens nauwkeurig moet lezen om het antwoord te vinden.
Slide 4 - Diapositive
Wist je dat …
Een samenvattingsvraag gemiddeld wel 10x in een examen voorkomt? Dat is 25% van je puntentotaal. Bestudeer de strategie voor deze vraag nogmaals heel goed!
Slide 5 - Diapositive
Wist je dat …
De punten bij een beweringenvraag niet ‘eerlijk’ verdeeld zijn? Als er vier beweringen zijn en de vraag twee punten waard is, krijg je pas bij drie goede antwoorden één punt en alleen vier goede antwoorden leveren de volle twee punten op.
Slide 6 - Diapositive
Wist je dat …
Je op het centraal examen gemiddeld 3 minuten per vraag de tijd hebt? Het opzoeken van een woord duurt gemiddeld al 60 seconden. Wees daarom zuinig met het gebruik van een woordenboek en leer zo veel mogelijk signaalwoorden en veelvoorkomende vragen uit je hoofd.
Slide 7 - Diapositive
Wist je dat …
Signaalwoorden verbanden aangeven in de tekst? Als het goed is heb je deze voor je toets Prüfungsidiom geleerd. Niet goed gedaan of vergeten? Leer deze alsnog uit je hoofd, want ze gaan je helpen het goede antwoord sneller te vinden!
Slide 8 - Diapositive
Wist je dat …
Als je bijvoorbeeld drie redenen moet geven en je schrijft er vier op, je leraar alleen de eerste drie antwoorden mag beoordelen? Dus als je derde reden fout is, maar je vierde wel goed, mag hij daar helaas toch geen punten voor geven. Houd je goed aan de gevraagde aantallen.
Slide 9 - Diapositive
Wist je dat …
Lange-antwoordvragen vaak twee of meer punten waard zijn? Het is dus wel de moeite waard om hier even de tijd voor te nemen.
Slide 10 - Diapositive
Wist je dat …
Het bij meerkeuzevragen kan helpen om eerst zelf eenantwoord te formuleren? Daarna lees je pas de meerkeuzeopties en kies je degene die het meest op jouw eigen antwoord lijkt. Zo word je minder snel door afleiders in verwarring gebracht.
Slide 11 - Diapositive
Signaalwoorden in het Duits, welke ken je?
Slide 12 - Carte mentale
Wat weet je al over een signaalwoord?
Slide 13 - Question ouverte
signaalwoorden
Een signaalwoord in een zin vertelt iets over het verband tussen die zin en de zin daarvoor.
Signaalwoorden geven je inzicht in de structuur van de tekst.
Daarnaast staan de antwoorden op de vragen vaak na of in de buurt van de signaalwoorden!!!!!!
Slide 14 - Diapositive
vertaal: maar
A
jedoch
B
weil
C
aber
D
obwohl
Slide 15 - Quiz
vertaal: alsook
A
jedoch
B
sowie
C
Trotz
D
obwohl
Slide 16 - Quiz
vertaal: in plaats van
A
oder
B
statt
C
weil
D
deswegen
Slide 17 - Quiz
Vertaal: aber
Slide 18 - Question ouverte
Vertaal: zum Beispiel
Slide 19 - Question ouverte
Vertaal: jedoch
Slide 20 - Question ouverte
in plaats daarvan
pas echt
inderdaad
ook
auch
erst recht
tatsächlich/in der Tat
stattdessen
Slide 21 - Question de remorquage
Vertaal: weil, da
A
want
B
wegens
C
omdat
D
dat
Slide 22 - Quiz
Vertaal: laut
A
volgens
B
overigens
Slide 23 - Quiz
Vertaal: der Verfasser
Slide 24 - Question ouverte
Vertaal: Gegensatz
Slide 25 - Question ouverte
wann?
was?
wer?
wie?
wo?
woher?
wohin?
wanneer?
wat?
wie?
hoe?
waar?
waarvandaan?
waarheen?
Slide 26 - Question de remorquage
Vertaal: Nachteil oder Vorteil
Slide 27 - Question ouverte
Wat betekent het woord schliessen in de volgende zin: Was kann man aus dem 1. Absatz schließen?
A
sluiten
B
beslissen
C
concluderen
D
besluiten
Slide 28 - Quiz
Welche Frage passt in die Lücke in Absatz 4? betekent: Welke vraag past op de open plek in alinea 4?
goed
fout
Slide 29 - Sondage
Tenslotte gaan we nu de onderstaande video bekijken........