Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat heb je nodig bij economie?
Leerwerkboek A
Rekenmachine
Pen en Potlood
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Afronden
Rond de volgende getallen af op een geheel getal
5,8
5,5
Rond de volgende getallen af op 1 decimaal
8,92
8,99
8,139
Slide 3 - Diapositive
Met procenten een getal berekenen
Je kunt het op verschillende manieren berekenen:
Met een verhoudingstabel
Door een formule te gebruiken
Bereken het antwoord:
Op deodorant van €3,75 krijg je een korting van 40%.
Wat is het bedrag van de korting.
Bereken wat je voor de deodorant betaalt.
Slide 4 - Diapositive
De formule
de som wordt: 40% van 3,75
40 : 100 x 3,75 =
Slide 5 - Diapositive
Gemiddelde berekenen
Gemiddelde = totaal : het aantal
Voorbeeld: Bereken de klasgemiddeld.
Lize 6
Rimke 6,7
Jim 8
Totaal 20,7 : 3 = 6,9
Slide 6 - Diapositive
Je koopt drinken voor een feest. Een fles cola voor 1,29 euro. Een fles sinas voor 1,13 euro. Twee flessen sap voor 0,60 euro per stuk. Bereken de gemiddelde kosten per fles.
A
1,01
B
3,62
C
3,02
D
0,91
Slide 7 - Quiz
Aan de slag!
Maak de rekenopdrachten op blz. 46
opgave 19-20-21-22-23-24-25-29-30-31
Niet af? Dan is het huiswerk
Slide 8 - Diapositive
Denk aan het volgende
- ruim je spullen op
- ruim alle troep op en gooi het in de prullenbak
- blijf zitten tot de bel gaat
- schuif je stoel aan en laat je plekje netjes achter
Slide 9 - Diapositive
Welkom
Telefoon uit en in de bak Tas van tafel Petje of capuchon af
Spullen op tafel
Mevr. Agounad
Slide 10 - Diapositive
1.1 wat wil je kopen?
Slide 11 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het einde van de les:
kan je uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
kan je uitleggen wat het verschil is goederen en diensten.
kan je uitleggen hoe je in je behoeften kunt voorzien.
Slide 12 - Diapositive
Behoeften
Iets wat je nodig hebt = BASIS behoefte
of graag wilt hebben = OVERIGE behoeften
Slide 13 - Diapositive
Wat voor behoefte is een fiets?
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte
Slide 14 - Quiz
Wat voor behoefte is een huis?
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte
Slide 15 - Quiz
Thijs wil een computer kopen om spelletjes op te spelen. Is hier sprake van een basisbehoefte of overige behoefte? Verklaar je antwoord.
Slide 16 - Question ouverte
Goederen
Producten die je kunt zien en beetpakken.
Slide 17 - Diapositive
Diensten
Iets voor iemand doen (of iemand die iets voor jou doet)
Slide 18 - Diapositive
Welke van de volgende producten zijn goederen?
A
Rekenmachine
B
Kapper
C
Broodje
D
Melk
Slide 19 - Quiz
Afronden op twee cijfers achter de komma. 8,2398 wordt
A
8,24
B
8,50
C
8,25
D
8,26
Slide 20 - Quiz
Afronden op twee cijfers (decimalen) achter de komma. 5,549 wordt
A
5,44
B
5,56
C
5,55
D
6,00
Slide 21 - Quiz
Afronden op twee cijfers achter de komma. 9,995111 wordt
A
9,99
B
10,00
C
9,50
D
9,95
Slide 22 - Quiz
In je behoeften voorzien
Kopen van goederen en diensten
Zelfvoorziening
Goed
Dienst
consumeren
Slide 23 - Diapositive
Aan de slag!
Maak opdracht:
3 - 4 -5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 14 - 16
Slide 24 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het einde van de les:
kan je uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
kan je uitleggen wat het verschil is goederen en diensten.
kan je uitleggen hoe je in je behoeften kunt voorzien.