Demonstrative pronouns

• Engels
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo
• Leerjaar 1

Demonstrative Pronouns

(Aanwijzend Voornaamwoorden)

Lesson aims

After this lesson, you will: 

- know what demonstrative pronouns are

- be able to use the demonstrative pronouns correctly 

Today's programme

- Homework check

- What are demonstrative pronouns?

- When do you use demonstrative pronouns? 

- Exercises 

- Homework

- Evaluation 

What are demonstrative pronouns?

Demonstrative pronouns gebruik je om iets of iemand aan te wijzen.

Er zijn  4 demonstrative pronouns: 

• this 
• that 
• these 
• those 

Welke van de vier kies je?

Er zijn 2 vragen om te beslissen welk demonstrative pronoun je moet gebruiken.

1. Is de persoon, dier of ding dichtbij of ver weg? 
2. Is de persoon, dier of ding enkelvoud of meervoud? 

Wanneer gebruik je welk aanwijzend voornaamwoord?

Om te beslissen welk aanwijzend voornaamwoord je wanneer moet gebruiken moet je jezelf de volgende vragen stellen:

1. Is het ding dichtbij of ver weg?

2. Is het ding enkelvoud of meervoud?

Benoemen: Dichtbij (over here) ver weg (over there)

Verwijzen naar de voorbeeldzinnen op het bord. 

Demonstrative pronouns

	Dichtbij	Ver weg
Enkelvoud
Meervoud

This

That

These

Those

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.

1. this
2. these
3. that
4. those

this, that, these, those

... colours look beautiful on you!

1. This
2. That
3. These
4. Those

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here.

1. This, This
2. That, That
3. This, That
4. That, This

What are all those cars doing over there?

1. correct
2. incorrect

How did you get these jacket?

1. correct
2. incorrect

Where are you going on holiday those year?

1. correct
2. incorrect

Where are you going on holiday this year?

1. correct
2. incorrect

Tekst

this

that

these

those

enkelvoud

dichtbij

meervoud

dichtbij

enkelvoud

Verweg

meervoud

Verweg

Homework

study words lesson 2

do exc. 7,8 and 11 in your book

do exc. 10,12,13 online (we'll try to do them in class)

Wat? I Writing & Grammar Chapter 3, ex. 58 – 62 (kader), ex. 53 – 57 (mavo).

Op welke manier? Individueel.

Klaar? Neem de woorden onder G in de woordenlijst door.

Hulp? BBB (brein, boek, buur), niet opgelost? Dan mag je de docent inschakelen.

Uitkomst? Je hebt geoefend met de demonstrative pronouns.

Tijd? 10 min.

Now I understand what demonstrative pronouns are:

1. Demonstrative what?
2. Yes, clear, I'm going to practise!
3. Could you explain again?

Give at least 2 examples of demonstrative pronouns:

Write a short sentence with a demonstrative pronoun: