M2 - spelling - verkleinwoorden


Periode 2 - m2
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon


Periode 2 - m2

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen spelling
1. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het meervoud maken.
2. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.
3. Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen (herhaling).
4. Ik kan de persoonsvorm verleden tijd correct spellen (herhaling).
5. Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen (herhaling).
6. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen.
7. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord correct spellen. 
8. Ik kan hoofdletters en punten op de juiste plek in de zin plaatsen (herhaling).
9. Ik kan de juiste leestekens voor een citaat gebruiken. 


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
1. Verder met leerdoel 1 meervouden: opdracht 2, 3, 4; zelfstandig werken
2. Testvraag maken leerdoel 1 meervouden.
3. Lezen in je leesboek.
4. Aan de slag met leerdoel 2 verkleinwoorden.
5. Volgende keer.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig werken
1. Afmaken, van gisteren:
Opdrachten 2, 3 en 4 van Cursus 7 Spelling, paragraaf 6 meervouden. Kijk ze direct zelf na. Begrijp je het nog niet? Lees dan zelf de theorie nog eens.
2. Verder oefenen op www.cambiumned.nl > spelling > meervoudsuitgangen, of;
3. Lezen in je leesboek. 

Slide 4 - Diapositive

Keuze voor route A of B baseren op score op diagnostische vragen EN zelfinschatting. Al denk ik misschien dat voor mh1 iedereen de theorie moet volgen en dan de keuze: zelf opdracht 1 maken of samen opdracht 1 maken. 


Testvragen leerdoelen meervoud
1. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het meervoud maken.
a. meervouden op -en.
b. meervouden op -s en -'s. 

Maak de volgende testvragen over leerdoel 1a en 1b zelfstandig en in stilte.

Slide 5 - Diapositive

Ik noem het steeds een testvraag als we de stof hebben behandeld / geoefend
Dat is hier nog niet zo, maar voor HV1 is dit leerdoel relatief makkelijk. 

Bekijk stelling 1 en 2. Zijn de meervouden juist gespeld of niet?

1: Het meervoud van brief is brieven.
2: Het meervoud van van baas is bazen.
A
Zin 1 en zin 2 zijn beide juist.
B
Zin 1 is juist, zin 2 is onjuist.
C
Zin 1 is onjuist, zin 2 is juist.
D
Zin 1 en zin 2 zijn beide onjuist.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk stelling 1 en 2. Zijn de meervouden juist gespeld of niet?

1: Het meervoud van luis is luisen
2: Het meervoud van trap is trappen.
A
Zin 1 en zin 2 zijn beide juist.
B
Zin 1 is juist, zin 2 is onjuist.
C
Zin 1 is onjuist, zin 2 is juist.
D
Zin 1 en zin 2 zijn beide onjuist.

Slide 7 - Quiz

Conclusie: leerlingen die nog niet mee zijn, extra oefeningen online laten maken als huiswerk voor volgende les. Leerdoel 1a wordt eerstvolgende les weer gecheckt
meervoud op 's
meervoud op s
meervoud op en
taxi
wafel
kast
horloge
display
lint
baby
ara
kussen
vork

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf-check leerdoel 1a: Ik kan van zelfstandige naamwoorden het meervoud op -en, -s en -'s maken.
0100

Slide 9 - Sondage

Uitleg geven over conclusie: leerlingen die nog niet mee zijn, extra oefeningen online laten maken als huiswerk voor volgende les. Leerdoel 1a wordt eerstvolgende les weer gecheckt
Lezen in leesboek
timer
15:00

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Notities leesboek
Je leest dit jaar drie boeken.
Aan het eind van het jaar maak je een opdracht over die boeken.
In de tussentijd is het handig om notities te maken over wat je leest (verhaal, personages, tijd, etc.).
Bewaar je notities zelf, op een handige plek.


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen spelling
1. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het meervoud maken.
2. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.
3. Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen (herhaling).
4. Ik kan de persoonsvorm verleden tijd correct spellen (herhaling).
5. Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen (herhaling).
6. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen.
7. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord correct spellen. 
8. Ik kan hoofdletters en punten op de juiste plek in de zin plaatsen (herhaling).


Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel verkleinwoorden
2. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.

Neem het leerdoel over in je schrift.

Slide 13 - Diapositive

Ik heb HV1B vorige keer de leerdoelen van begrijpend lezen in hun schrift laten noteren. Behalve dat we er wel elke keer naar teruggingen, hebben we er niet veel mee gedaan.
Bij geschiedenis gebruiken ze hun schrift om aantekeningen bij leerdoelen te maken. Dat kunnen wij ook gaan doen, kijken hoe dat gaat?
Dus ze schrijven voor deze les het leerdoel 1a over meervouden op -en in hun schrift. Ze schrijven daaronder hun aantekeningen en de opdrachten als ze die in hun boek maken.
Leerdoel 2. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er
- je; rand - randje
- pje; scherm - schermpje
- tje; varken - varkentje
- of etje achter te zetten; ring - ringetje

Soms moet je een medeklinker verdubbelen: gum – gummetje.

Slide 14 - Diapositive

Iedereen doet mee met de uitleg.
Leerdoel 2. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.
Let op:
+Bij woorden die eindigen op -ng, komt soms etje (kring – kringetje); 
soms wordt de g een k: (paling – palinkje).
+Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker lang gemaakt en dus verdubbeld: pizza – pizzaatje;
+ Bij woorden die eindigen op de klinker i, komt er een -e bij, zodat je de lange klank -ie hebt:
kiwi - kiwietje.

Slide 15 - Diapositive

Iedereen doet mee met de uitleg.
Leerdoel 2. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.
1. Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: party – party’tje. 
2. Maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: smiley – smileytje.
3. Bij afkortingen komt een apostrof: pc – pc’tje.
4.Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: gat – gaatje.

Dus net als bij het meervoud: let goed op hoe het woord uitgesproken moet worden en pas je spelling hierop aan.

Slide 16 - Diapositive

Iedereen doet mee met de uitleg.
Leerdoel verkleinwoorden
2. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.

Slide 17 - Diapositive

Ik heb HV1B vorige keer de leerdoelen van begrijpend lezen in hun schrift laten noteren. Behalve dat we er wel elke keer naar teruggingen, hebben we er niet veel mee gedaan.
Bij geschiedenis gebruiken ze hun schrift om aantekeningen bij leerdoelen te maken. Dat kunnen wij ook gaan doen, kijken hoe dat gaat?
Dus ze schrijven voor deze les het leerdoel 1a over meervouden op -en in hun schrift. Ze schrijven daaronder hun aantekeningen en de opdrachten als ze die in hun boek maken.
Testvraag leerdoel 2
1. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.

Pak je laptop erbij en maak de volgende testvragen over leerdoel 2 zelfstandig en in stilte.

Slide 18 - Diapositive

Ik noem het steeds een testvraag als we de stof hebben behandeld / geoefend. Dus we hebben testvragen aan het begin van de les als we het vorige leerdoel checken en aan eind van de les als we het huidige leerdoel checken.
Dus ze schrijven voor deze les het leerdoel 1a over meervouden op -en in hun schrift. Ze schrijven daaronder hun aantekeningen en de opdrachten als ze die in hun boek maken.
Bekijk zin 1 en zin 2. Wat kun je zeggen over de spelling van de verkleinwoorden?

Zin 1: Op 11 november loopt iedereen rond met lampionnetjes.
Zin 2: Liam laat in movember altijd een snortje staan.
A
Zin 1 en zin 2 zijn beide juist.
B
Zin 1 is juist, zin 2 is onjuist.
C
Zin 1 is onjuist, zin 2 is juist.
D
Zin 1 en zin 2 zijn beide onjuist.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noteer het verkleinwoord van de volgende vijf zelfstandige naamwoorden: riem, haring, zalm, tor, bodem.

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig werken
1. Maken: Opdrachten 2, 3 en 4 van Cursus 7 Spelling, paragraaf 7 verkleinwoorden. 
Kijk ze direct zelf na. Begrijp je het nog niet? Lees dan zelf de theorie nog eens.
2. Verder oefenen op https://www.cambiumned.nl/spelling/overige-oefeningen/
3. Lezen in je leesboek. 

Slide 21 - Diapositive

Keuze voor route A of B baseren op score op diagnostische vragen EN zelfinschatting. Al denk ik misschien dat voor mh1 iedereen de theorie moet volgen en dan de keuze: zelf opdracht 1 maken of samen opdracht 1 maken. 


Testvraag leerdoel 2
1. Ik kan van elk zelfstandig naamwoord het verkleinwoord maken.

Pak je laptop erbij en maak de volgende testvragen over leerdoel 2 zelfstandig en in stilte.

Slide 22 - Diapositive

Ik noem het steeds een testvraag als we de stof hebben behandeld / geoefend. Dus we hebben testvragen aan het begin van de les als we het vorige leerdoel checken en aan eind van de les als we het huidige leerdoel checken.
Dus ze schrijven voor deze les het leerdoel 1a over meervouden op -en in hun schrift. Ze schrijven daaronder hun aantekeningen en de opdrachten als ze die in hun boek maken.
Met welke uitgang maak je het verkleinwoord?
leuning
apparaat
film
slee
wandeling
trommel
- [je] 
- [kje] 
- [pje] 
- [tje] 
- [etje] 

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
Verkleinwoord met JE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
hand
fiets
verkleinwoord

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf-check leerdoel 2: Ik kan van alle zelfstandige naamwoorden het verkleinwoord maken.
0100

Slide 25 - Sondage

Uitleg geven over conclusie: leerlingen die nog niet mee zijn, extra oefeningen online laten maken als huiswerk voor volgende les. Leerdoel 1b wordt eerstvolgende les weer gecheckt.
Volgende week
Herhaling werkwoordspelling + bijvoeglijk naamwoord.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions