Schooljaar 2024-2025 Informatie ogen bovenbouw

Lesdoel

  • Je kunt van de organen rond het oog de naam en de functie noemen
  • je kunt de delen van het oog benoemen
  • je kunt de functies van de delen noemen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel

  • Je kunt van de organen rond het oog de naam en de functie noemen
  • je kunt de delen van het oog benoemen
  • je kunt de functies van de delen noemen

Slide 1 - Diapositive

10000 jaar geleden had iedereen bruine ogen.
Door een mutatie ( foutje in een gen) kreeg iemand blauwe ogen. Die gaf dit door aan de nakomelingen.
Dit is de voorouder van alle mensen met blauwe ogen.

Slide 2 - Diapositive

  • Je knippert per dag 10000 keer met je ogen
  • Je kunt je ogen niet open houden als je moet niezen ( reflex)
  • babies zijn kleurenblind

Slide 3 - Diapositive

De kleur van je iris wordt veroorzaakt door veel/weinig melanine
Je kunt 2 verschillende kleuren ogen hebben ( is zeldzaam)

Slide 4 - Diapositive

Iris is het gekleurde deel van het oog

Slide 5 - Diapositive

De reuzenpijlinktvis heeft de grootste ogen ( 25 cm)

Slide 6 - Diapositive

Het beeld dat je opvangt wordt omgekeerd op je netvlies geprojecteerd. De hersenen draaien het beeld weer goed.

Slide 7 - Diapositive

  1. traanklier
  2. ooglid
  3. traanbuis
  4. neusholte
  5. pupil
  6. iris
  7. harde oogvlies

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Opdracht 2: Het netvlies, de gele vlek en de blinde vlek. 
Sluit je linkeroog. Kijk vervolgens recht naar het plusteken en ga langzaam met je hoofd dichter naar het beeldscherm. Noteer wat je waarneemt. Leg uit hoe dit kan. Laat je antwoord aan de docent zien.

Slide 10 - Diapositive

Weetjes
Ogen liggen goed beschermd in de oogkassen van onze schedel

Slide 11 - Diapositive

Wenkbrauwen houden het zweet tegen zodat het niet in de ogen komt

Slide 12 - Diapositive

Wimpers beschermen de ogen tegen vuil en fel licht

Slide 13 - Diapositive

Oogleden beschermen de ogen tegen vliegjes

Slide 14 - Diapositive

Traanklieren maken traanvocht
Traanbuizen staan in verbinding met de neusholte

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Pupil is een opening van de 
iris

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Wat beschermt onze ogen tegen vliegjes?
A
wenkbrauwen
B
oogleden
C
wimpers

Slide 19 - Quiz

Waar gaat het traanvocht naar toe?
A
oogleden
B
keelholte
C
traanklieren
D
traanbuizen

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we het gekleurde deel van ons oog?
A
pupil
B
iris

Slide 21 - Quiz

Waaruit bestaat het vaatvlies?
A
uit een doorzichtige vloeistof
B
uit bloedvaten
C
uit lensen
D
uit traanvocht

Slide 22 - Quiz

Wat is de pupil?
A
Een zwart deel in je oog
B
Een opening in je iris
C
een opening in je hoornvlies
D
een opening in je lens

Slide 23 - Quiz

Waar zitten de oogzintuigcellen?
A
In de pupil
B
in de lens
C
in het vaatvlies
D
in het netvlies

Slide 24 - Quiz

Waardoor zien we op de blinde vlek niets?
A
omdat die plek blind is
B
omdat daar geen zintuigcellen zitten

Slide 25 - Quiz

Kunnen we op de gele plek het scherpst of het minst scherp zien?
A
het scherpst
B
het minst scherp

Slide 26 - Quiz

Een bril maken/ testjes doen
Maak je eigen bril aan de hand van een vb.
of doe samen een oogtest

Slide 27 - Diapositive

5. Doe je linkeroog dicht, kijk naar het plus-teken. Beweeg je hoofd richting het beeldscherm. 
    Hoe komt het dat je in het dagelijkse leven geen last van de blinde vlek hebt?
    Laat je antwoord aan de docent zien.

Slide 28 - Diapositive

4b.  Doe je linkeroog dicht, kijk naar het kruisje en kom dichterbij het scherm.
        Omschrijf wat er gebeurt. Leg uit hoe dit kan.
        Laat je antwoord aan de docent zien.

Slide 29 - Diapositive

Opdracht 4a. 
Sluit je rechteroog en kijk naar de rode stip. Ga met je hoofd steeds dichter naar het beeld, houd je rechteroog daarbij gesloten en blijf met je linkeroog gefocust kijken naar de stip.
Noteer wat je waarneemt.  Leg uit hoe dat komt. Laat je antwoord aan de docent zien.


Slide 30 - Diapositive