DHA1A K3 Schule Regels Der, Die en das en meervoud

der / die / das
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

der / die / das

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
1e les.) Je kent de hoofdregels voor het geslacht van zelfstandige naamwoorden en past deze toe.
2e les.) Je kent de hoofdregels voor het vormen van het meervoud en past deze toe.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Video in de methode

Slide 4 - Diapositive

de dagen, maanden en jaargetijden van het jaar.
VB: der Montag, der Februar, der Sommer

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quiz

Junge
A
die
B
der
C
das

Slide 9 - Quiz

Kind
A
die
B
der
C
das

Slide 10 - Quiz

Mädchen
A
das
B
die
C
der

Slide 11 - Quiz

Onkel
A
die
B
der
C
das

Slide 12 - Quiz

Lehrerin
A
der
B
das
C
die

Slide 13 - Quiz

Klassenarbeit
A
das
B
der
C
die

Slide 14 - Quiz

Kater
A
die
B
das
C
der

Slide 15 - Quiz

Opa
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

Pferd
A
das
B
die
C
der

Slide 17 - Quiz

Buch
A
die
B
das
C
der

Slide 18 - Quiz

HAVO + VWO

Slide 19 - Diapositive

7

Slide 20 - Vidéo

01:33
En bij meervoud is het lidwoord in het Duits altijd:

Slide 21 - Question ouverte

01:56
Woorden die eindigen op -er/ -el/ - en/ -chen of -lein krijgen in het meervoud?

Slide 22 - Question ouverte

02:00
Wat is het meervoud van 'das Messer'?
A
das
B
der
C
die

Slide 23 - Quiz

02:21
Wanneer het zelfstandignaamwoord eindigt op een --e dan komt er in het meervoud een ____ bij

Slide 24 - Question ouverte

02:53
De meeste mannelijke (der) en onzijdige (das) eindigen in het meervoud meestal op een ____?

Slide 25 - Question ouverte

03:21
Wanneer komt er een Umlaut(") bij het meervoud van der en das woorden?
A
bij a, o, u
B
bij a, e, o,
C
bij a, e, i, o, u
D
bij o, u

Slide 26 - Quiz

03:32
Bij de meeste vrouwelijke woorden (die) eindigt het meervoud op?

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Mehrzahl von 'Klasse'
A
Klasse
B
Klassen
C
Klassenen

Slide 33 - Quiz

Mehrzahl von 'Onkel'
A
Onkels
B
Onkelen
C
Onkel

Slide 34 - Quiz

Mehrzahl von 'Mädchen'
A
Mädchens
B
Mädchen
C
Mädchenen

Slide 35 - Quiz

Mehrzahl von 'Sohn'
A
Sohne
B
Sohns
C
Söhne

Slide 36 - Quiz

Mehrzahl von 'Schule'
A
Schulen
B
Schule
C
Schuls

Slide 37 - Quiz

Mehrzahl 'Heft'
A
Heften
B
Hefte
C
Heftens

Slide 38 - Quiz

Mehrzahl "Opa'
A
Opan
B
Opaen
C
Opas

Slide 39 - Quiz

vrouwelijke personen, dieren en woorden met de uitgang -e, -ung, -heit, -keit, krijgen het lidwoord..
A
...die
B
...der
C
...das

Slide 40 - Quiz

Mannelijke personen en dieren krijgen het lidwoord ...
A
...das
B
...die
C
...der

Slide 41 - Quiz

Nederlandse onzijdige woorden krijgen meestal in het Duits het lidwoord....
A
...der
B
...das
C
...die

Slide 42 - Quiz

Hoe vorm je het meervoud bij mannelijke zelfstandige naamwoorden?

Slide 43 - Question ouverte

Hoe vorm je het meervoud van vrouwelijke zelfstandige naamwoorden?

Slide 44 - Question ouverte

Hoe vorm je het meervoud van onzijdige zelfstandige naamwoorden?

Slide 45 - Question ouverte

Bedankt!....
.... en een fijne dag toegwenst!

Slide 46 - Diapositive