Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
Éléments de cette leçon
Welkom
Nederlands
Je legt klaar:
lesboek, schrift en pen
Slide 1 - Diapositive
Wat neem je elke les mee?
- boek Nieuw Nederlands
- schrift met lijntjes
- etui met pen en potloden/markeerstiften
- laptop en lader
Tekst
Tekst
Slide 2 - Diapositive
Boek kiezen
Catalogus van de bibliotheek
Jonge Jury
Slide 3 - Diapositive
jongejury.nl
Slide 4 - Lien
Slide 5 - Vidéo
Tekst
Leesmoment
Mentortijd
Taalvaardigheid
Slide 6 - Diapositive
Periode 1
Week 37 t/m 40: Cursus 1, par. 1 t/m 4
Leesboek, fictiedossier
Week 41: Toets Cursus 1, Begrijpend lezen
Week 41 t/m 46: Spelling werkwoorden
Grammatica woordsoorten
Week 42: Fictiedossier formatief inleveren
Week 45: Fictiedossier inleveren
Week 47: Toets Spelling werkwoorden en Grammatica
Slide 7 - Diapositive
Lesdoel
Je leert de betekenis van onbekende woorden in de tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.
Slide 8 - Diapositive
DOEL
Woordraadstrategieën gebruiken om achter de betekenis van onbekende woorden te komen.
synoniemen
omschrijving
voorbeeld
tegenstelling
bekend woorddeel
Slide 9 - Diapositive
Een bekend woorddeel
Uit welke delen bestaat het woord:
eerstehulpverlener
Wat is de betekenis?
Wat is het achtervoegsle van:
Waardevol
Wat betekent waardevol?
Slide 10 - Diapositive
Paragraaf 2 Onbekende woorden
Kijk in je lesboek op blz. 10
Pak een markeerstift
Luister naar de video
Maak aantekeningen in de theorie
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Slide 13 - Vidéo
Synoniemen zoeken
Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.
patat - friet
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Slide 16 - Vidéo
SYNONIEM
Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.
Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.
Slide 17 - Diapositive
SYNONIEM - voorbeelden
zelfstandig - op zichzelf
chaos - puinhoop
neertellen - betalen
uitgave - editie
Slide 18 - Diapositive
Klaas heeft exact hetzelfde boek.
Synoniem voor exact:
A
absoluut
B
precies
C
anders
D
jeans
Slide 19 - Quiz
Ik loop de route in circa een uur.
Synoniem voor circa:
A
precies
B
snel
C
ongeveer
D
kilometers
Slide 20 - Quiz
Omschrijving zoeken
Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.
Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.
Slide 21 - Diapositive
OMSCHRIJVING - voorbeelden
journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant
actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is
Slide 22 - Diapositive
Zorgeloos
Geef een omschrijving
A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen
Slide 23 - Quiz
Voorbeelden zoeken
Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.
Slide 24 - Diapositive
VOORBEELD - voorbeeld
Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:
bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.
Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.
Slide 25 - Diapositive
even oefenen
Waarvan wordt een voorbeeld genoemd?
(dus niet het voorbeeld zelf noemen!)
Slide 26 - Diapositive
Tijdens het concert is opnameapparatuur, zoals camera's en telefoons, verboden.
Slide 27 - Question ouverte
Op nationale feestdagen, zoals Koningsdag en Bevrijdingsdag, hangen veel mensen de vlag uit.
Slide 28 - Question ouverte
Tegenstellingen zoeken
Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.
Woorden als maar, echter, toch en daarentegengeven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.
Slide 29 - Diapositive
TEGENSTELLING - voorbeeld
goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk
koud - warm
bang - dapper
Slide 30 - Diapositive
Het figuur is asymmetrisch. Tegenovergestelde van asymmetrisch:
A
rond
B
aan beide kanten gelijk
C
aan beide kanten ongelijk
D
vierkant
Slide 31 - Quiz
De brug is er slecht aan toe. Tegenovergestelde voor is er slecht aan toe:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen
Slide 32 - Quiz
Bekend woorddeel zoeken
Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.
- samenstellingen
- woorden met voorvoegsel/woorden met achtervoegsel
- woorden uit een andere taal
Slide 33 - Diapositive
BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld
samenstellingen: doktersassistente / groentesoep
woorden met voorvoegsel: ongezond / herkansing
woorden met achtervoegsel: hopeloos /hoopvol
woorden uit een andere taal: detecteren, van het Engelse 'to detect' (ontdekken;opsporen), detective, iemand die zaken opspoort.
Slide 34 - Diapositive
De volgende les
Vrijdag: 15e en 16e uur.
Huiswerk: Cursus 1 Meer dan Lezen
Paragraaf 2 Onbekende Woorden
Blz.10: Lees de theorie
KT: blz. 11 / 12, opdr. 1, 2 en 4
BK: blz. 11 /12, opdr. 1, 2.1, 3 en 4
KLAAR? KIJK HET WERK NA!
Slide 35 - Diapositive
Ongelijk (woord met voorvoegsel) Wat is de betekenis?
A
wel hetzelfde
B
niet hetzelfde
C
niet mogelijk
D
wel mogelijk
Slide 36 - Quiz
De volgende les
Dinsdag: 3e en 4e uur.
Huiswerk: Cursus 1: Meer dan Lezen
Paragraaf 2 Onbekende Woorden
BK: blz. 13: opdracht 6 en 7
KT: blz.14: opdracht 6
Slide 37 - Diapositive
timer
3:00
Slide 38 - Diapositive
Wat weet je al over: mening, feiten en argumenten?
Slide 39 - Carte mentale
Uitleg:
1. Mening / standpuntis een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening/standpunt kun je het eens of oneens zijn.
2. Een feitis een uitspraak over iets wat waar of onwaar is en wat je kunt controleren. HEEL BELANGRIJK: CONTROLE!
3. Als je zegt waaróm je een bepaalde mening hebt, noem je dat een argument.
Slide 40 - Diapositive
Hoe herken je meningen, feiten
en argumenten?
1. Een mening herken je vaak aan signaalwoorden als: ik vind en volgens mij. 2. Eenfeit kun je controleren: is het waar of niet waar. 3. Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers. https://schooltv.nl/video-item/wat-is-het-verschil-tussen-een-feit-en-een-mening-feiten-staan-vast
Slide 41 - Diapositive
Ik vind het hebben van één echte , goede vriend belangrijk
A
Mening
B
Feit
C
Argument
D
Geen idee
Slide 42 - Quiz
Je mag overleggen tijdens een toets of examen.
A
Mening
B
Argument
C
Feit
D
Geen idee
Slide 43 - Quiz
Ik vind het hebben van een huisdier belangrijk, want dan is er altijd iemand blij als je thuiskomt.
A
Dit is een mening met een argument
B
Dit is alleen een mening
C
Dit is alleen een argument
D
Geen idee
Slide 44 - Quiz
Aan de slag ......
Je werkt aan je opdrachten van Cursus 1 Meer dan Lezen