4.3 ec bekeken: prijsindexcijfers

4.3 indexcijfers
nakijken:
4.1: 1, 2, 3, 6, 7, 11
4.2: 1, 2, 6, 7, 8
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

4.3 indexcijfers
nakijken:
4.1: 1, 2, 3, 6, 7, 11
4.2: 1, 2, 6, 7, 8

Slide 1 - Diapositive

Lezen artikel nivelleren
- verschil incidentele en structurele steun
- wat is inflatie
- leg uit in eigen woorden; nivelleren
- hoe nivelleert de overheid in dit artikel?

Slide 2 - Diapositive

Indexcijfers
Om de ontwikkeling van verschillende grootheden, zoals prijzen of inkomen, goed te kunnen vergelijken wordt vaak gebruik gemaakt van indexcijfers.

Een indexcijfer is een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip. Dit afgesproken tijdstip noem het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.


Slide 3 - Diapositive

Indexcijfer formule
Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100

Voorbeeld:
Loon basisjaar: €2000 euro
Loon nieuwjaar: €2500 euro
Indexcijfer = 
€2500 : 2000 x 100 = 125

Slide 4 - Diapositive

Juist of onjuist?
Het indexcijfer is altijd 100 of hoger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz


Wat is het basisjaar?
A
2014
B
2015
C
2016
D
2017

Slide 6 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 7 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 8 - Quiz

Een prijs berekenen met indexcijfers
Een voorbeeld:
Het basisjaar is 2016. De gemiddelde broodprijs is dan € 2,10.
In 2018 is het prijsindexcijfer voor brood 107. Wat is de broodprijs is 2018?

€ 2,10 is het basisjaar, is dus 100, we willen 107 weten.
€ 2,10 : 100 x 107 = € 2,25.

Slide 9 - Diapositive

In het basisjaar kost een racefiets gemiddeld € 1.750. Drie jaar later is het indexcijfer 89,5. Wat is de gemiddelde prijs van een racefiets 3 jaar later?

Slide 10 - Question ouverte

2010 is het basisjaar.
In 2011 is het indexcijfer van de prijzen van goederen 106. Wat is er met de prijzen van goederen gebeurd?
A
De prijzen zijn 6% gedaald.
B
De prijzen zijn 6% gestegen.
C
De prijzen zijn 106% gestegen.
D
Dat weet je niet.

Slide 11 - Quiz

LET OP!
Aflezen procentuele veranderingen alleen toegestaan ten opzichte van het basisjaar!

Verschillen tussen andere jaren met formule: (N-O):O x 100%

Slide 12 - Diapositive

Inflatie en deflatie
  • Stijging van prijspeil is er sprake van inflatie

  • Daling van prijspeil is er sprake van deflatie

  • De inflatie en deflatie wordt aangegeven met indexcijfers. Het indexcijfer van alle consumentenuitgaven bij elkaar noemen we het CONSUMENTENPRIJSINDEX (CPI)


Slide 13 - Diapositive

Consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Goederen die in prijs stijgen, tellen niet allemaal even zwaar mee in het ‘officiële’ inflatiecijfer, de consumentenprijsindex (CPI).                                             
  • Het CPI wordt samengesteld uit verschillende prijsstijgingen van verschillen goederen, die ‘gewogen’ worden. 

Slide 14 - Diapositive

 CBS
Het Consumenten Prijs Indexcijfer (CPI) wordt berekend door het CBS.

Onderzoek naar de prijswijzingen van alle producten en diensten in Nederland. 

Hoeveel geven we overal aan uit = wegingsfactoren (verzorging weegt niet zo zwaar als woning)
Wegingsfactor: geeft aan hoe zwaar iets meetelt bij de berekening van een gemiddelde 

Veel uitgaven -> Hoog percentage (wegingsfactor)
Weinig uitgaven -> Laag percentage (wegingsfactor)

Slide 15 - Diapositive

Bereken het CPI 
Vraag 4
STAP 1:

indexcijfer  x  percentage uitgaven( = wegingsfactor)

Slide 16 - Diapositive

Bereken het CPI 
STAP 2:
Tel de uitkomsten van alle categorieën bij elkaar op:

(103,3 × 35) + (100,4 × 15) + (92,1 × 8) + (100,7 × 42) = 10.087,7

Slide 17 - Diapositive

Bereken het CPI 
Nu kan je het CPI uit rekenen door de uitkomst te delen door totaal van de percentages


10.087,7 : 100 = 100,877
Afronden op een decimaal 100,9
Afronden op een geheel = 101

Slide 18 - Diapositive

Maken
Rekentrainer paragraaf 3

paragraaf 4.3: 1 t/m 10

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

In het basisjaar kostte een mobiele telefoon € 500, in 2018 betaal je er gemiddeld € 830 voor.
Bereken het indexcijfer van 2018.
A
166
B
34
C
134
D
66

Slide 21 - Quiz

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 22 - Quiz