hin Les 4k, Taalverzorging H3 werkwoordspelling twijfelgevallen

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

DOEL
MEERVOUD

- je leert hoe je in twijfelgevallen werkwoordsvormen goed kunt spellen 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Lastige werkwoorden


Gebeurt en gebeurd zijn allebei goed gespeld, maar wat is het verschil? 


Slide 4 - Diapositive

Wat is het verschil tussen gebeurt en gebeurd?

Slide 5 - Carte mentale

Lastige werkwoorden
Gebeurt = persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Gebeurd = is een voltooid deelwoord

Dat gebeurt vrijwel dagelijks.
Het is gisteren gebeurd.
De fietsenmaker herstelt mijn racefiets.
Afgelopen maand heeft hij mijn fiets ook al hersteld.

Slide 6 - Diapositive

Spelling: twijfelgevallen
Bij sommige werkwoorden kun je niet horen hoe je ze moet spellen. 
Dat is onder andere het geval bij werkwoorden die beginnen met voorvoegsels als be-, ver-, ont-, her- of over-. 

De tegenwoordige tijd en de voltooide tijd klinken hetzelfde, maar je schrijft ze vaak anders.

Slide 7 - Diapositive

voorbeeld
persoonsvorm              voltooid deelwoord
- Soms gebeurt dat        - het is zo gebeurd
– Dat verandert niet             - dat is niet veranderd
– Zij herstelt haar fiets.        – Zij heeft haar fiets hersteld.






Slide 8 - Diapositive

Ook sommige andere werkwoorden hebben vormen die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven. Bijvoorbeeld:
 
Ik word gebeld  -Hij wordt gebeld


– Vandaag begeleiden wij de sportdag.
– Gisteren begeleidden wij de sportdag.


Slide 9 - Diapositive

Wat is de juiste spelling?
[praten]
Ik ________ gisteren over mijn nieuwe diploma.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de juiste spelling?
Fred verbeter... zijn cijfer
A
t, want dit is een pv t.t.
B
d, want dit is een vd

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
Ik heb mijn cijfer verbeter...
A
t, want dit is een pv t.t.
B
d, want dit is een vd

Slide 12 - Quiz


Wat is de juiste spelling? 
Ik begeleid/begeleidt mijn oma naar haar stoel.
A
begeleid
B
begeleidt

Slide 13 - Quiz


Wat is de juiste spelling? 
De sollicitant antwoord/antwoordt: 'Ik ben elk weekend beschikbaar.'
A
antwoord
B
antwoordt

Slide 14 - Quiz


Wat is de juiste spelling? 
Vind/Vindt jij dat ook?
A
vind
B
vindt

Slide 15 - Quiz