Ma 26 juni Alinea- zinsverbanden

Ma 26 juni Alinea- zinsverbanden
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Ma 26 juni Alinea- zinsverbanden

Slide 1 - Diapositive

Zinsverbanden

Zinsverband = een verband binnen een zin of tussen zinnen.

VB. Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op aarde voor. 
Zo houdt de kakkerlak het al meer dan 200 miljoen jaar vol.

 

Slide 2 - Diapositive

Verbanden
Zinsverband: Zinnen hebben met elkaar te maken.
Voorbeeld: In de eerste zin wordt iets gedaan. In de volgende zin lees je wat erna gebeurd .

Alineaverband:  In de eerste alinea wordt iets gezegd. In de volgende alinea lees je een voorbeeld.

Slide 3 - Diapositive

'Dus'-argumentatie- signaalwoord
concluderend signaalwoord

dus, kortom, concluderend

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden (uitleg) 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld
reden/ argument                                             want, omdat, daarom
conclusie/ standpunt                                     dus, kortom, dan ook


Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden
en tekstverbanden

Slide 6 - Diapositive

signaalwoorden
De eerste alinea van je middenstuk kun je beginnen met:
Verwijzing naar de stelling;
Signaalwoord: Om te beginnen....

De tweede alinea begin je dan ook met een signaalwoord:
Vervolgens, daarnaast

Slide 7 - Diapositive

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 8 - Diapositive

Blz 178 B2
Structuur van zinnen met signaalwoord.
Kijk naar opdr 52. Hoe is de zin?

Let op de inversie of de normale zin na een signaalwoord.
Let op:
Ten eerste ga je de naar school.
Ten eerste, je ga naar school.

Oefenen tekst blz 55 


Slide 9 - Diapositive

Signaalwoorden
Een voorbeeld kun je aankondigen met een signaalwoord:
bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan, zo, neem nou, ...



Slide 10 - Diapositive

Tekstverbanden
  • opsomming; 
  • tegenstelling; maar, echter, toch...
  • reden; omdat, want, 
  • voorbeeld 

Slide 11 - Diapositive

Tekstverband
- Opsomming
- Tegenstelling
- Reden

Slide 12 - Diapositive



Doel
  • Je kunt hoofdzaken uit een tekst halen.
  • Je kunt signaalwoorden voor tegenstelling, opsomming en reden uit een tekst halen.
  • Je kunt passende verwijswoorden gebruiken.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 13 - Diapositive

Vraag 3
en (3x) = opsomming
Ook = opsomming
maar =  tegenstelling
immers = reden
want = reden
zoals =  voorbeelden
Als = voorwaarde
Kortom = conclusie

Slide 14 - Diapositive

Welke tekstverbanden zijn er?
- Opsomming
- Tegenstelling
- Oorzaak - gevolg
- Reden/ verklaring

Slide 15 - Diapositive

Tekstverbanden
- opsomming
- tegenstelling
- reden 
- conclusie

Slide 16 - Diapositive



2.2: dan, eerst, daarna
  • Als – voorwaarde
  • en (4x) – opsomming
  • maar (2x) – tegenstelling
  • zoals – voorbeelden
  • want – reden
  • Ook – opsomming
  • omdat – reden
  • dus – conclusie
2.3

Slide 17 - Diapositive

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband CONCLUSIE?
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 18 - Quiz

Wanneer is er sprake van een zinsverband?
A
Als twee zinnen achter elkaar staan geschreven.
B
Als de woorden goed bij elkaar passen
C
Als twee zinnen een verband met elkaar hebben

Slide 19 - Quiz

Signaalwoorden geven zinsverbanden en alineaverbanden aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband TEGENSTELLING?
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband VOORBEELD?
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband OPSOMMING?
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband OPSOMMING?
A
nu
B
aan de ene kant
C
bovendien
D
zoals

Slide 24 - Quiz

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 25 - Question de remorquage

Signaalwoord 
       tijd
Signaalwoord  
conclusie
Signaalwoord
doel-middel
Intussen
Daarmee
Dus
Daarna
Tijdens 
Daartoe
Met de bedoeling 
Vandaar

Slide 26 - Question de remorquage

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 27 - Question de remorquage

Signaalwoord
Geen signaalwoord

maar

   aan

worden 


 want

Hoewel

  slecht

Slide 28 - Question de remorquage

Tekstverband = reden
Tekstverband = tegenstelling
Signaalwoord:         want
Signaalwoord
    omdat
Signaalwoord:
      echter
Signaalwoord:
    maar

Slide 29 - Question de remorquage

Heel veel succes in de toetsweek!

Slide 30 - Diapositive